Na de inwerkingtreding van de wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, beter gekend onder de benaming 'Potpourri I', bepaalde artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek:
"In het verstekvonnis willigt de rechter de vorderingen of verweermiddelen van de verschijnende partij in, behalve in zoverre de rechtspleging, die vorderingen of middelen strijdig zijn met de openbare orde".
Na de inwerkingtreding van de wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, informatisering en modernisering van de bepalingen van burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, beter gekend onder de benaming 'Potpourri V', bepaalt artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek:
"In het verstekvonnis willigt de rechter de vorderingen of verweermiddelen van de verschijnende partij in, behalve in zoverre de rechtspleging, die vorderingen of middelen strijdig zijn met de openbare orde, met inbegrip van de rechtsregels die de rechter krachtens de wet ambtshalve kan toepassen"
Het ambtshalve inroepen van een rechtsmiddel mag en kan niet plaatsvinden met miskenning van de rechten van verdediging van de procespartij.
Wanneer het proces-verbaal van de terechtzitting niet vermeldt dat de rechter ambtshalve een middel (bv. van gebrek aan rechtsmacht) zou kunnen toepassen en evenmin vermeldt dat de partijen worden uitgenodigd werd hieromtrent stelling in te nemen, mag de rechter dan ook niet ambtshalve dit middel (bv. van gebrek aan rechtsmacht) inroepen. Dit zou immers de rechten van verdediging schenden.
Tegen een dergelijk vonnis kan hoger beroep worden ingesteld, waarna de procespartijen desnoods door middel van de eerder bevolen heropening van de debatten, in hoger beroep de gelegenheid dienen te krijgen zich alsnog met betrekking tot het ambtshalve (door het hof) ingeroepen middel uit te spreken.
De rechter mag ambtshalve een middel opwerpen, maar dient dit middel dan wel aan de tegenspraak van de partijen voorleggen en dus desnoods de partijen uit te nodigen in een tussenvonnis verder standpunt in te nemen mbt het ambtshalve aangehaalde middel.
De rechter mag geen vordering geheel of gedeeltelijk afwijzen op grond van een ambtshalve aangehaald middel dat niet aan de tegenspraak van de partijen is onderworpen.
Wanneer de partijen geen rechtsmiddel vermelden mag de rechter wel op grond van de feitelijke elementen oordelen welk middel in rechte door een partij (impliciet) wordt aangewend.
Het is partijen niet verboden om aan de rechter louter feiten en eisen voor te leggen zonder vermelding van een juridische grondslag op basis waarvan de vordering wordt gesteund. Indien de rechter aldus rechtspreekt over deze (en geen andere) feiten dient hij de debatten niet te heropenen met betrekking tot de door de rechter weerhouden juridische grondslag.
Volgens vaste cassatierechtspraak dient de rechters die ambtshalve bewijsregels inroept dit middel eerst aan tegenspraak te onderwerpen alvorens te oordelen en kan de rechter dus ambtshalve geen uitspraak doen over een vordering door miskenning van bewijsregels in te roepen zonder dat partijen hierover geconcludeerd hebben.
Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek
Art. 774. De rechter kan de heropening van de debatten ambtshalve bevelen.
Hij moet dit bevelen, alvorens de vordering geheel of gedeeltelijk af te wijzen, op grond van een exceptie die de partijen voor hem niet hadden ingeroepen