De derde-verkrijger is bij een geslaagde pauliaanse vordering slechts beschermenswaardig indien hij te goeder trouw én onder bezwarende titel heeft verkregen.
Zelfs een derde te goeder trouw wordt niet beschermd tegen pauliaanse aanspraken, mits deze het goed, voorwerp van de transactie/rechtshandeling, om niet heeft verkregen.
Deze juridische benadering kadert in een belangenafweging tussen de derde enerzijds en de schuldeiser anderzijds, waarbij het belang van deze laatste zwaarder doorweegt in het besluitvormingsproces. Omdat de derde-verkrijger om niet louter een voordeel wil behouden is zijn belang ondergeschikt aan dat van de opkomende schuldeiser.
De geslaagde actio pauliana leidt dan ook tot een gegronde (vordering tot) voordeelafdracht lastens die derde, die om niet heeft verkregen van wie zich bedrieglijk heeft verarmd.
Waar de ongerechtvaardigde verrijking als zodanig niet de grondslag biedt voor de mogelijkheid om zich een handeling niet tegenstelbaar te laten verklaren, kan dit leerstuk wel een verklaringsmodel bieden voor de precieze rechtsgevolgen van de gegrond verklaarde actio pauliana.
De bedrieglijke handeling moet door de toewijzing van de pauliaanse vordering geacht worden niet te bestaan in de verhouding tot de schuldeiser. Derhalve is geen causa meer voorhanden voor de positie van de derde-verkrijger om deze zakenrechtelijke overdracht te "dragen".
De restitutieplicht strekt er dus toe om deze ongerechtvaardigde vermogensverschuiving ongedaan te maken.
De latere (weder)belegging in andere goederen is zonder relevantie of belang.
De restitutie bij equivalent (in de vorm van een som) is in wezen een restitutieverplichting sui generis, die resulteert uit de gegronde pauliaanse vordering wat maakt dat de vraag naar de toepassingsvoorwaarden van de verrijkingsvordering zelfs niet essentieel kan worden genoemd.
Bij de restitutie na een actio pauliana gaat het om een atypische restitutieplicht, waarbij de waarde van de te restitueren zaak begroot dient te worden op de dag van de rechterlijke uitspraak.
De derde te goeder trouw is alleen de waarde van de zaak zelf verschuldigd, niet de vruchten.