Een handelshuurhernieuwingsaanvraag maakt een aanbod tot contracteren uit. Dit bod moet ernstig zijn wat de voorgestelde huurprijs betreft opdat de handelshuurhernieuwingsaanvraag geldig zou zijn in het licht van art. 14 Handelshuurwet.
Of een bod ernstig is wat de voorgestelde huurprijs betreft, moet enkel beoordeeld worden aan de hand van de handelshuurhernieuwingsaanvraag en niet met inachtneming van de latere houding van de huurder in de procedure, nadat dit aanbod door de verhuurder, overeenkomstig art. 14 Handelshuurwet, is afgewezen. Het kan niet zijn dat als het bod wordt geformuleerd, d.w.z. in de aanvraag tot huurhernieuwing, het als geldig wordt gekwalificeerd en dat dit bod nietig wordt als de huurder, na zijn bod te hebben zien afwijzen door de verhuurder, dit bod wijzigt.
Wanneer de verhuurder op de aanvraag tot huurhernieuwing antwoordt dat hij hiermee akkoord kan gaan, zij het onder andere voorwaarden, aanvaardt hij het principe van de huurhernieuwing doet hij afstand om zich alsnog tegen deze huurhernieuwing te verzetten, behalve in geval van nietigheid wegens dwaling of bedrog.
Als de handelshuurder in zijn huurhernieuwingsaanvraag verzoekt om de huur te vernieuwen aan dezelfde voorwaarden (zowel qua prijs als qua andere modaliteiten van de overeenkomst), doet hij, het zij herhaald, een bod aan de verhuurder. Als deze dit bod niet aanvaardt, maar een tegenbod doet, dan heeft de huurder het recht om zijn bod te wijzigen, en dit zowel bij aanvang van de procedure (in de dagvaarding) als nadien. Dit is een toepassing van de regels van het verbintenissenrecht en het gerechtelijk recht.
Civielrechtelijk is men er niet meer toe gehouden zijn bod te handhaven als de bestemmeling ervan het bod afwijst, bijvoorbeeld door een tegenaanbod te formuleren. In dat geval herwint degene die het aanbod heeft gedaan zijn volledige vrijheid; hij kan zijn bod handhaven, hij kan ingaan op het tegenvoorstel van de wederpartij, hij kan een nieuw bod doen of afzien van een mogelijke overeenkomst
Het gerechtelijk recht laat verder toe dat men het bod gedaan in de dagvaarding later wijzigt en dit op grond van art. 807 Ger.W., dat bepaalt dat een vordering die voor de rechter aanhangig is, uitgebreid of gewijzigd kan worden indien de nieuwe op tegenspraak genomen conclusies berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, zelfs indien hun juridische omschrijving verschillend is. Met toepassing van art. 807 Ger.W. kan een partij zijn eis wijzigen wat de toepasselijkheid van de contractvoorwaarden betreft, wanneer een dergelijke wijziging gebaseerd is op een feit en een akte vermeld in dagvaarding. Zo kan deze wijziging betrekking hebben op de handelshuurovereenkomst en de onenigheid over de modaliteiten van de hernieuwing daarvan.
Een (gerechtelijke) bekentenis heeft betrekking op een (rechts)feit dat of een rechtshandeling die zich voordien heeft voorgedaan en waarvan de auteur van de bekentenis de juistheid beaamt. Een (gerechtelijke) bekentenis kan bijgevolg niet slaan op de oplossing die in rechte aan een geschil moet worden gegeven. De verklaringen van een partij op dit punt, ook al zijn ze voordelig voor de tegenpartij, zijn niets meer dan een eenvoudige mening .
De vrederechter moet, in geval van betwisting, in billijkheid oordelen over huurvoorwaarden die ter betwisting staan. Dit betekent dat de vrederechter, rekening houdend met de basisafspraken in de oorspronkelijke huurovereenkomst, erover waakt dat de hernieuwde huur evenwichtige wederzijdse verbintenissen omvat, op grond van objectieve criteria.
Dit komt erop neer dat er geen wijzigingen aangebracht worden die de economie van de (vorige) huurovereenkomst verstoren en die door een van de partijen in het kader van onderhandelingen niet aanvaard zouden zijn.