Krachtens art. 2276bis, § 2 BW verjaart de vordering van de advocaten tot betaling van kosten en ereloon na verloop van vijf jaar na het beëindigen van hun taak. Ook de aansprakelijkheid van de advocaat volgt dezelfde termijn.
Uittreksel uit het BW
Art. 2276bis.
§ 1. De advocaten zijn ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid en zijn niet meer verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken vijf jaar na het beëindigen van hun taak.
Deze verjaring is niet van toepassing wanneer de advocaat uitdrukkelijk met het bewaren van bepaalde stukken is belast.
§ 2. De vordering van de advocaten tot betaling van kosten en ereloon verjaart na verloop van vijf jaar na het beëindigen van hun taak.
Moment van beëindiging van de taak van de advocaat
De taak van de advocaat wordt o.m. beëindigd op het ogenblik waarop de opdrachtgever ondubbelzinnig een einde maakt aan zijn mandaat, ook al stelt de advocaat nadien handelingen ingevolge die beëindiging (Cass. 29 april 2005, Arr.Cass. 2005, 968, RW 2007-08, 20, noot; Cass. 20 maart 2003, Arr.Cass. 2003, 683, RW 2005-06, 1337).
Deze regel geldt evenzeer voor de advocaat: ook als hij ondubbelzinnig een einde maakt aan zijn mandaat, is zijn taak beëindigd.
De taak van een advocaat wordt aanzien als een globale taak die wat die ook wat de aansprakelijkheid betreft niet kan opgedeeld in afzonderlijke deelopdrachten.
Het gaat over de globale taak van de advocaat en niet over iedere aparte deeltaak die hij voor de cliënt ter oplossing van hetzelfde probleem verricht (P. Depuydt, De aansprakelijkheid van de advocaat, Brussel, Larcier, 2006, 244).
Anderzijds vertrouwt een cliënt zijn problematiek toe aan de advocaat, waarbij een cliënt de invulling van de opdrachten overlaat aan de advocaat en waarbij de cliënt vaak geen idee heeft welke opdrachten zijn probleem met zich meebrengt en welke juridische stappen dit allemaal inhoudt (W. Vandenbussche en D. Vervoort, «De aansprakelijkheid van de advocaat en de bemiddelaar. Advocare, mediare, ... errare?» in I. Samoy en Jura Falconis (eds.), Professionele aansprakelijkheid, 2015, 113). Wel zouden volledig nieuwe juridische problemen nieuwe taken met zich meebrengen, ook al hebben de onderliggende feiten reeds eerder de tussenkomst van de advocaat genoodzaakt naar aanleiding van een ander juridisch probleem (P. Depuydt, De aansprakelijkheid van de advocaat, 244).
De termijn van de aansprakelijkheidsvordering tegen de advocaat begint te lopen na het einde van de taak van de advocaat en niet op het moment waarop de aansprakelijkheidsvordering ontstaat, een voordeel voor de cliënten.
Het is voor een cliënt en een advocaat niet evident om a priori te bepalen wat een nieuw dan wel afzonderlijk juridisch probleem uitmaakt. Dit wordt extreem moeilijk voor de huisadvocaten en voor overlappende dossiers of feiten. Telkens gaat het om een vermenging van feit en recht. Dat komt de vereiste rechtszekerheid niet ten goede.
De verjaringstermijn van vijf jaar voor de invorderen van het ereloon van een advocaat vangt aan op het ogenblik waarop de opdrachtgever ondubbelzinnig een einde maakt aan het mandaat van de advocaat, ook al stelt de advocaat nadien handelingen ingevolge de beëindiging.