uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek
Art. 1961. De rechter kan het sekwester bevelen :
1° Van roerende goederen die onder een schuldenaar in beslag genomen zijn;
2° Van een onroerend goed of van een roerend goed waarvan de eigendom of het bezit tussen twee of meer personen in geschil is;
3° Van zaken die een schuldenaar tot kwijting van zijn schuld aanbiedt.
Art. 1963. Het gerechtelijk sekwester wordt opgedragen, hetzij aan een persoon omtrent wie de belanghebbende partijen zijn overeengekomen, hetzij aan een persoon die door de rechter ambtshalve benoemd wordt.
In beide gevallen is hij aan wie de zaak is toevertrouwd, onderworpen aan alle verplichtingen die het bedongen sekwester medebrengt.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 584.De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet, in gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt.
Als de zaak behoort tot de bevoegdheid van de familierechtbank, wordt deze enkel in geval van volstrekte noodzakelijkheid bij de voorzitter aanhangig gemaakt.[...]
De zaak wordt vóór de voorzitter aanhangig gemaakt in kort geding of, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, bij verzoekschrift.
De voorzitter kan onder meer:
1° sekwesters aanstellen; [...]
Een gerechtelijk sekwester kan met toepassing van artikel 584, eerste en vierde lid Ger.W. worden bevolen. De aanwijzing van een sekwester behoort krachtens artikel 584, vijfde lid Ger.W. mede tot de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg als kortgedingrechter. In familiezaken fungeert de familierechter als kortgedingrechter in spoedeisende zaken (art. 1253ter/4 Ger.W).
De kortgedingrechter ageert, hangende het bedoelde geschil of de belangentegenstrijd, in urgente omstandigheden, in de regel middels een procedure op tegenspraak. Uitzonderlijk, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, kan de rechtspleging op eenzijdig verzoekschrift voldoen (art. 584, eerste, tweede en vierde lid en 1025-1034 Ger.W).
Hoewel de (familie)rechter ten gronde (bv. in het kader van art. 572bis, 9° en 10° Ger.W.) evengoed een gerechtelijk sekwester kan bevelen, wordt eerder de kortgedingrechter aangesproken. Civielrechtelijk vindt het gerechtelijke sekwester zijn grondslag in artikel 1961, 2° BW.
Voor zover een (procedure tot) gerechtelijke vereffening-verdeling in de zin van de artikelen 1207 et seq. Ger.W. zou hangen, hetzij in rechte hetzij op het notariële terrein, speelt het actuele artikel 1212 Ger.W. Krachtens deze bepaling kan de rechtbank van eerste aanleg hetzij in het aanwijzingsvonnis hetzij later (op verzoek van een partij of de notaris-vereffenaar) een beheerder aanwijzen. Anders dan voorheen (onder het oude art. 1210 Ger.W.), hoeft deze beheerder geen notaris te zijn.
De enkele aanwijzing van een of twee notarissen-vereffenaars met toepassing van artikel 1210 Ger.W. impliceert geen (notariële) beheersopdracht.
De procedure verloopt soepel (art. 1212, tweede lid Ger.W).