De ontbinding van de overeenkomst geschiedt in de regel middels overeenkomst ofwel door gerechtelijke ontbinding. Toch kan een partij (weze het op eigen risico) eenzijdig een ontbinding van de overeenkomst doorvoeren, wegens ernstige tekortkoming. Een ernstige tekortkoming is onder meer een tekortkoming dat een partij het economische nut ontneemt dat ze dacht te halen uit de overeenkomst en kan ook bestaan uit de niet-nakoming van een overeenkomst binnen een redelijke termijn, dan wel ernstige schending van de wet of de contractuele voorwaarden, zonder dat de ontbinding van één overeenkomst tussen partijen de ontbinding van alle andere overeenkomsten tussen partijen treft. (Zie Kh. Henegouwen - afd Bergen .nr. A/16/1114, 9 januari 2018, TBBR 2019, afl. 1, 54).
De contractpartij die bij een wederkerige overeenkomst die op eigen initiatief beslist op haar eenzijdige de ontbinding van de overeenkomst ter kennis te brengen aan haar wederpartij, begaat een fout wanneer de rechter op vordering van de wederpartij oordeelt dat de overeenkomst correct werd uitgevoerd. (Zie Kh. Henegouwen - afd Bergen .nr. A/16/1114, 9 januari 2018, TBBR 2019, afl. 1, 54).
Zelfs bij ontstentenis van een ontbindend beding dat de schuldeiser vrijstelt van een voorafgaand beroep op de rechter, verankert art. 5.90 (nieuw) BW de zogeheten “eenzijdige” ontbinding of ontbinding “op verklaring van de schuldeiser” doordat het aanvaardt dat de schuldeiser, op eigen risico, aan zijn schuldenaar een schriftelijke kennisgeving richt dat hij het contract ontbindt (zie art. 5.93).
In geval van een buitengerechtelijke ontbinding wordt het contract ontbonden zodra de schuldenaar kennis gehad heeft van de bedoeling van zijn medecontractant of, op zijn minst, daarover redelijkerwijze kon worden ingelicht (ofschoon verkregen op dat tijdstip, kunnen de gevolgen van de ontbinding teruggaan in de tijd. Zie art. 5.95 (nieuw) BW).
De buitengerechtelijke ontbinding is dus een mededelingsplichtige rechtshandeling en bijgevolg is een kennisgeving vereist. Dit “voorstel" eist een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar ten behoeve van zijn bescherming (zie artt. 5.92 en 5.93). Bijgevolg kan de schuldeiser er belang bij hebben om zijn verklaring van ontbinding te laten betekenen door middel van een deurwaardersexploot, waardoor de overschrijving ervan kan worden gewaarborgd overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van de hypotheekwet.
Volledigheidshalve kan men toevoegen dat de partijen steeds een minnelijke ontbinding kunnen overeenkomen bij toerekenbare niet-nakoming van het contract .
Art. 5.90 laatste lid (nieuw) BW veralgemeent het derde lid van artikel 1184 van het oud Burgerlijk Wetboek en bepaalt aldus dat de gerechtelijke of de buitengerechtelijke ontbinding, of nog, de ontbinding wegens voortijdige niet-nakoming, steeds gepaard kunnen gaan met een aanvullend schadeherstel.
Dat valt onder de gemeenrechtelijke regels inzake contractuele aansprakelijkheid en moet dus, in beginsel, het damnum emergens en het lucrum cessans dekken. De schuldeiser moet bewijzen dat hij, ondanks de ontbinding van het contract, nog schade lijdt.
Het aanvullend herstel beoogt het herstel van het positieve contractsbelang. Voor de bepaling van het schadeherstel moet een vergelijking gemaakt worden tussen de actuele toestand van de schuldeiser en zijn toestand indien de schuldenaar het contract op correcte wijze had uitgevoerd (terwijl het herstel van het negatieve belang louter de huidige toestand van de schuldeiser vergelijkt met de toestand indien het contract niet was gesloten
Uiteraard kan het aanvullend herstel in het kader van de ontbinding wegens toerekenbare niet-nakoming het voorwerp zijn van een schadebeding (zie art. 5.88).
Art. 5.93 (nieuw) BW . “Ontbinding door kennisgeving van de schuldeiser
Nadat hij nuttige maatregelen heeft genomen om de niet-nakoming van de schuldenaar vast te stellen, kan de schuldeiser het contract, op eigen risico, ontbinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”