Camerabeelden zijn toelaatbaar als bewijs zelfs als ze tot stand zijn gekomen door wat in de Camerawet als een misdrijf wordt omschreven.
Overtreding van de artikelen 5 en 8 van de Camerawet wordt in het artikel 13 van dezelfde wet strafrechtelijk beteugeld met een geldboete van € 25,00 tot € 100,00.
Opname van beelden die met schending van de camerawet zijn genomen kunnen toch als bewijs in strafzaken worden aangewend.
Toepassing dient dan gemaakt van artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering. Overeenkomstig dit artikel kan enkel tot nietigheid van onregelmatig verkregen bewijselement worden besloten indien:
– de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, of;
– de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, of;
– het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces.
De Camerawet voorziet geen nietigheidssanctie bij het niet naleven van de artikelen 5 en 8 van deze wet.
Bij de beoordeling of het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs het recht op een eerlijk proces in het gedrang kan brengen, dient de rechtbank rekening te houden met de concrete omstandigheden.
De onrechtmatigheid die niet begaan werd door de verbalisanten die met het onderzoek belast waren ,en niet volstrekt onevenredig is met de ernst van het thans vervolgde misdrijf, brengt het eerlijk proces niet in het gedrang.
Van belang is ook dat de beklaagde de beelden kan zien, bvb na neerlegging van een DVD ter griffie met mogelijkheid om van deze beelden kennis te nemen en voor het vonnisgerecht het beeldmateriaal vrij tegen te spreken.