Op grond van artikel Artikel Vll.69 WER moet de kredietgever (of kredietbemiddelaar) bepaalde informatie inwinnen van de kandidaten-kredietnemers via een kredietaanvraagformulier in de vorm van een vragenlijst die moet beantwoorden aan de bepalingen van artikel Vll.69 §2 WER.
De kredietgever moet de vragenlijst bewaren zolang het krediet niet volledig werd terugbetaald. In voorliggend geval dienden de laatste loonfiches te worden opgevraagd.
De bewijslast berust uitsluitend bij de kredietgever die dient aan te tonen dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen inzake kredietwaardigheidsbeoordeling die voortvloeien uit artikel Vll.69 WER en dit overeenkomstig artikel Vll.2, § 4 in fine WER:
Onverminderd de bepalingen van de artikelen V/I.5, V//.29 en V/I.194 tot V/I.208, is elk met de bepalingen van dit boek en van zijn uitvoeringsbesluiten strijdig beding verboden en nietig van rechtswege voor zover het ertoe strekt de rechten van de consument of van de betalingsdienstgebruiker in te perken of zijn verplichtingen te verzwaren.
Onverminderd de bepalingen van artikel V//.29 zijn elk van de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden verboden en nietig van rechtswege voor zover die ertoe strekken de bewijslast voor de naleving van alle of een deel van de in dit boek bedoelde verplichtingen die rusten op de betalingsdienstaanbieder, de kredietgever of de kredietbemiddelaar, op de betalingsdienst-gebruiker of de consument te leggen. Het komt aan de kredietgever toe het bewijs te leveren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen inzake kredietwaardigheidsbeoordeling, bedoeld in de artikelen V/I.69, V/I.75, V/I.77, V/I.126, V/I.127, § 1, V/I.131 en V/I.133, van de consument en desgevallend van de steller van een persoonlijke zekerheid.
Verder is er de pre-contractuele onderzoeksplicht voorzien in artikel Vll.70 WER dat de verplichting bevat in hoofde van de kredietgever om de gepersonaliseerde informatie te verstrekken die noodzakelijk is om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie moet op een duurzame drager worden verstrekt met behulp van het formulier "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet (SECCI)." Artikel Vll.74 WER voegt eraan toe dat de kredietgever/kredietbemiddelaar de consument een passende toelichting moet bezorgen om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt.
Als (gesubrogeerde van een) zorgvuldig kredietverlener dient de kredietverzekeraar het bewijs hiervan voor te leggen en te bewijzen dat zijn informatie- en toelichtingsverplichting is nageleefd.
De kredietverlener of de kredietverzekeraar die in de rechten van de kredietverlener is getreden voldoet niet aan deze bewijslast door te verwijzen naar standaardbedingen in de algemene voorwaarden.
Wanneer de kredietverlener of de kredietverzekeraar die in de rechten van de kredietverlener is getreden, faalt in de bewijslast die op haar rust om aan te tonen dat aan de verplichtingen overeenkomstig artikelen Vll.69, §2, 70 en 74 WER is voldaan dient de sanctie toegespasdt voor het niet naleven van deze verplichtingen zoals opgenomen in artikel Vll.201 WER:
“Onverminderd de andere gemeenrechtelijke sancties, kan de rechter de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsintresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag wanneer:
1° de kredietgever de verplichtingen bedoeld in de artikelen Vll.69, Vll.70, VII. 72, VII. 74, VII. 75 et VII. 77 niet heeft nageleefd;
2° de kredietbemiddelaar de verplichtingen in de artikelen VII. 69, § 1, eerste lid, Vll.70, VII. 71, VII. 74, Vll.75, 2{Vll.112 en Vll.113, § 1)2 niet heeft nageleefd;
3° de vormvereisten als bepaald in artikel VII. 76 betreffende het sluiten van de kredietovereenkomst niet in acht werden genomen.”
In die gevallen behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen."
Op grond hiervan worden de verplichtingen van de consument herleid het nominale verschuldigde kredietbedrag en met behoud van het voordeel van de betaling in termijnen.
Wanneer de schuldeiser er niet in slaagt op een duidelijke manier her verschuldigde kredietbedrag op te geven kan de rechtbank als aanvaardbare leidraad het nominaal bedrag weerhouden zoals nog vermeld in de bestanden van de NBB-VKC
Artikel Vll.69 WER bepaalt :
"§ 1 In het raam van het beoordelen van de kredietwaardigheid vragen de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, aan de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie die de kredietgever noodzakelijk acht om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen. De consument en de steller van een zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden.
In geen enkel geval mag de gevraagde informatie betrekking hebben op het ras, de etnische afstamming, het seksueel gedrag, de gezondheid, de overtuigingen of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied of het lidmaatschap van een vakbond of van een ziekenfonds.
§ 2 De kredietgever of desgevallend de kredietbemiddelaar legt respectievelijk aan de consument en aan de persoonlijke zekerheidssteller een kredietaanvraagformulier of, desgevallend, een informatieaanvraagformulier voor onder de vorm van een vragenlijst met een beschrijving van alle informatie gevraagd door de kredietgever en/of de kredietbemiddelaar overeenkomstig § 1, eerste lid. Met het oog op de bewijslevering van de verbintenissen die voortvloeien uit dit artikel is de kredietgever gehouden dit formulier te bewaren zolang het opgenomen krediet niet werd terugbetaald. De informatie verstrekt door de consument of door de persoonlijke zekerheidssteller mag slechts worden meegedeeld aan en uitsluitend verwerkt worden door de personen bedoeld in artikel Vll.119, § 1, en, desgevallend, door de kredietbemiddelaar.
De vragenlijst heeft minstens betrekking op het doel van het krediet, het inkomen, de personen ten laste, de lopende financiële verbintenissen waaronder het openstaand bedrag en het aantal kredieten in omloop. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, deze lijst aanvullen ingeval het kredietbedrag 3000 euro overschrijdt.
De vragenlijst vermeldt de bestanden die, overeenkomstig artikel VII. 79, zullen worden geraadpleegd.
Onverminderd § 1, is het eerste lid niet van toepassing in geval het kredietbedrag 500 euro niet overschrijdt”