Artikel 1540 Ger.W. bepaalt inzake het op de derde-beslagene rustende afgifteverbod:
«Vanaf de ontvangst van de akte houdende derdenbeslag, mag de derde-beslagene de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag niet meer uit handen geven, op straffe van gewoon schuldenaar te worden verklaard voor de oorzaken van het beslag, onverminderd schadevergoeding ten aanzien van de partij, indien daartoe grond bestaat. De verplichting van de derde-beslagene wordt vastgesteld, hetzij door zijn verklaring, hetzij, wanneer die verklaring betwist wordt, door de bevoegde rechter.»
Overeenkomstig artikel 1543 Ger.W. geldt inzake de afgifteverplichting in hoofde van de derde-beslagene:
«Ten vroegste twee dagen na het verstrijken van die termijn van vijftien dagen te rekenen van de aanzegging van het beslag aan de persoon of aan de werkelijke of gekozen woonplaats van de beslagen schuldenaar, is de derde-beslagene wiens schuld vaststaande en eisbaar is, ertoe gehouden, overeenkomstig zijn verklaring, op overlegging van het exploot van aanzegging, afgifte te doen in handen van de gerechtsdeurwaarder, van het bedrag van het beslag, bij gebreke waarvan hij daartoe zal veroordeeld worden op dagvaarding door de beslaglegger, voor de beslagrechter. Slaat het derdenbeslag op zaken dan worden deze te gelde gemaakt zoals in zake uitvoerend beslag op roerend goed. In geval van verzet door de beslagen schuldenaar, neemt de verplichting van de derde beslagene een aanvang, in voorkomend geval, op de dag waarop de beslissing op het verzet hem in betekend, onverminderd de werking van de voorzieningen tegen die beslissing.»
De sanctie van schuldenaarsverklaring en - in geval van uitvoerend beslag - van veroordeling als eenvoudig schuldenaar kan worden opgelegd wanneer de derde-beslagene het afgifteverbod niet respecteert.
Het is geen automatisme.
De sanctie is van privaatrechtelijke aard en beoogt de vrijwaring van de doeltreffendheid van de rechtsfiguur van het beslag onder derden te vrijwaren en heeft geen schadevergoedend karakter.
De sanctie is facultatief en kan gedeeltelijk worden toegepast.
De beslagrechter - en het hof in graad van hoger beroep - beoordelen in feite en op onaantastbare wijze de opportuniteit van het opleggen van de sanctie en de mate waarin de tekortkomende derde-beslagene schuldenaar moet worden verklaard.
Daarbij past het rekening te houden met alle concrete omstandigheden van de zaak.
De sanctie bestraft het feit dat de derde-beslagene de figuur van het derdenbeslag frustreert.
Wat betreft de op de derde-beslagene rustende afgifteplicht: Zij dient - zoals artikel 1543 Ger.W. bepaalt - te geschieden «overeenkomstig zijn verklaring».
Zo kan rekening gehouden met een materiële vergissing van de derdebeslagene op grond waarvan hij ten onrechte aan de beslagene heeft betaald.
Aldus kan geoordeeld dat de beslagleggende partij die de derde-beslagene vervolgt als eenvoudige schuldenaar voor de gronden van het beslag omdat hij afgifte heeft gedaan ten voordele van de schuldenaar, niet meer kan bekomen dan indien het beslag was nageleefd: haar schade wordt beperkt tot het bedrag dat het beslag haar had kunnen opbrengen.
Verder kan rekening gehouden met werkoverlast, verwarring, goede trouw, afwezigheid van kwade trouw, medewerking die nadien werd verleend...en met een hele reeks andere factoren op basis waarvan de sanctie herleid kan worden tot 0 euro.
...