Wanneer de kopers zich in de verkoopovereenkomst het recht voorbehouden om “het respectievelijk door hen aan te kopen deel of de aan te kopen verhouding te bepalen, onderling tussen hen of voor een bestaande of op te richten vennootschap hebben zij aldus de mogelijkheid opengelaten om een derde in hun plaats te stellen, wat neerkomt op een aankoop met mogelijkheid van commandverklaring.
Artikel 159, 1° van het W. Reg. somt de voorwaarden op waaraan de aanduiding van een lastgever (de commandverklaring) op fiscaal vlak, met name voor de heffing van de registratierechten, moet voldoen om niet als een doorverkoop te worden beschouwd en niet aan het evenredig recht maar aan het algemeen vast recht te worden getaxeerd.
Eén van deze voorwaarden is dat de commandverklaring wordt neergelegd in een authentieke akte.
Het niet voldaan zijn aan deze voorwaarden belet echter niet dat op burgerrechtelijk vlak, de aanduiding van een lastgever die in een onderhandse akte is neergelegd perfect rechtsgeldig is.
Geen enkele civielrechtelijke bepaling schrijft immers voor dat een commandverklaring maar geldig zou zijn wanneer zij wordt neergelegd in een authentieke akte.
Ook artikel 159, 1° W. Reg. zegt dat niet: dat artikel zegt enkel dat een aanduiding van lastgever van het evenredig recht wordt vrijgesteld indien, onder meer, de aanduiding bij authentieke akte is geschied en zij ter kennis wordt gebracht van de ontvanger der registratie uiterlijk op de eerste werkdag na de dag van het contract.
Bij gebrek aan specifieke (civielrechtelijke) bepalingen, is het gemeen verbintenissen- en kooprecht van toepassing. Daarin wordt nergens voorgeschreven dat, bij een koop-verkoop uit de hand, een commandverklaring maar geldig is wanneer zij bij authentieke akte geschiedt.