Krachtens artikel 1416 oud BW (art. 2.3.30 (nieuw) BW) is het gelijktijdige bestuur van het gemeenschappelijke huwelijksvermogen de regel. Het gemeenschappelijke vermogen wordt bestuurd door de ene of door de andere echtgenoot die de bestuursbevoegdheden alleen kan uitoefenen, onder gehoudenheid voor ieder van hen om de bestuurshandelingen van de ander te eerbiedigen. Het bestuur omvat alle bevoegdheden van beheer, genot en beschikking (art. 1415, eerste lid oud BW (art. 2.3.29 (nieuw) BW)).
Artikel 1415, tweede lid oud BW (art. 2.3.29 (nieuw) BW) beklemtoont echter dat de echtgenoten hun toegekende concurrentiële bestuursbevoegdheden in het belang van het gezin moeten uitoefenen.
De ene echtgenoot die een bestuurshandeling stelt met bedrieglijke benadeling van de rechten van de andere echtgenoot miskent onmiskenbaar dit doelgebonden karakter van het bestuur van het gemeenschappelijke huwelijksvermogen. Niet alleen kan de benadeelde/bedrogen echtgenoot deze handeling doen vernietigen met toepassing van artikel 1422, sub 3° oud BW (art. 2.3.36 (nieuw) BW), ook moet de onheus/foutief handelende echtgenoot de schade die het gemeenschappelijke huwelijksvermogen hierdoor heeft geleden, vergoeden met toepassing van artikel 1433 oud BW (art. 2.3.44 lid 3 (nieuw) BW).
Deze vergoeding is niet alleen verschuldigd in zoverre de schade niet geheel is hersteld door de nietigverklaring van de handeling maar ook wanneer de nietigverklaring van de schadeberokkende handeling niet is gevraagd (artikel 1433 in fine BW; Gent 23 september 2004, NJW 2005, 594).
Krachtens artikel 1448 oud BW (art. 2.3.15 (nieuw) BW) verliest de echtgenoot die enig goed uit het gemeenschappelijke vermogen heeft weggemaakt of verborgen gehouden, zijn aandeel in dat goed. Er is sprake van heling in de zin van artikel 1448 oud BW (art. 2.3.15 (nieuw) BW) telkens een echtgenoot de gelijkheid van de verdeling op bedrieglijke wijze tracht te verbreken. Deze bedrieglijke handeling kan reeds vóór de ontbinding van het stelsel zijn gepleegd, maar wordt pas nadien concreet.
Het toepassen van de sanctie van de burgerlijke heling in de zin van artikel 1448 oud BW (art. 2.3.15 (nieuw) BW) vereist geen strafrechtelijke veroordeling wegens meineed.
Voorafname van de geheelde goederen kan alvorens de vereffeningswerkzaamheden beëindigd zijn.