Krachtens artikel 745quinquies, § 1 oud BW (art. 4.62-4.64 (nieuw) BW) geldt het recht om de omzetting van het vruchtgebruik te vragen 'voor elk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, onverschillig of het verkregen is krachtens de wet of bij testament, dan wel ingevolge huwelijkscontract of contractuele erfstelling'. Met deze bepaling wordt het recht om de omzetting van het vruchtgebruik te vragen buiten de grenzen van het erfrechtelijke vruchtgebruik gebracht. Het omzettings(vraag)recht slaat immers ook op huweliiksvermogensrechtelijk vruchtgebruik. Het omzettings(vraag)recht slaat zodoende ook op het vruchtgebruik dat ligt besloten in een verblijvingsbeding, ongeacht of dit beding werkt bij wijze van huwelijksvoordeel om baat dan wel bij wijze huwelijksvoordeel om niet (zoals in het raam van artikel 1465 BW). Het is duidelijk de bedoeling van de wetgever om het omzettings(vraag)recht uit te breiden tot vruchtgebruik dat een huwelijksvermogensrechtelijk ( en geen erfrechtelijk) karakter heeft (
Een rechterlijk bevel tot omzetting van het vruchtgebruik kan tussenkomen naast/bovenop de bestaande gerechtelijke opdracht van notaris-vereffenaar.
De facto komt dergelijk bevel neer op een uitbreiding van de bestaande gerechtelijke opdracht van notaris(-vereffenaar). Juridisch gaat het echter niet zonder meer om een aanpassing van de gerechtelijke opdracht zoals neergelegd in voormeld aanwijzingsvonnis van 14 september 2010, dat overigens niet is beroepen. Het bevel komt eenvoudig tussen naast/bovenop de bestaande gerechtelijke opdracht van notaris(-vereffenaar), die de benodigde bewerkingen evenwel op elkaar kan afstemmen.
Juridisch afzonderlijk bevolen gerechtelijke opdrachten kunnen de facto samenstromen bij dezelfde notaris(-vereffenaar) die de benodigde bewerkingen op elkaar kan afstemmen.
Een bevel tot gerechtelijke vereffening-verdeling van een onverdeeldheid is weliswaar te onderscheiden van een bevel tot omzetting van erfrechtelijk/huwelijksvermogensrechtelijk) vruchtgebruik (in verhouding tot naakte eigendom, welke verhouding geen onverdeeldheid uitmaakt). Een onverdeeldheid ligt enkel voor wanneer verschillende personen gelijke (zakelijke) rechten (inz. volle eigendom, naakte eigendom, vruchtgebruik) met betrekking tot hetzelfde vermogen(selement) (actief en/of passief) uitoefenen.
De verdeling is een recht, inkoop in grote mate ook, althans in de hypothese van artikel 745quater, § 2 BW. Omzetting is daarentegen geen recht, althans slechts in beperkte mate. De verdeling is declaratief; de omzetting en inkoop niet. De verdeling werkt terug; de omzetting en inkoop niet. De verdeling is ondeelbaar; de omzetting deelbaar, minstens ten aanzien van de goederen, niet ten aanzien van de gerechtigden, die allen in de zaak moeten worden geroepen. Het omzettings(vraag) recht raakt de openbare orde niet, zodat het, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, kan worden uitgebreid, gemoduleerd of ontnomen. Het is een persoonlijk recht en derhalve niet voor overdracht vatbaar.
Niets staat er evenwel aan in de weg om een bevel tot gerechtelijke vereffeningverdeling van een onverdeeldheid én een bevel tot omzetting van erfrechtelijk/huwelijksvermogensrechtelijk vruchtgebruik in één (dubbele) gerechtelijke opdracht op het notariële terrein te laten samenstromen.
In een sfeer van wantrouwen/moeizame communicatie en samenwerking tussen de partijen, kan de rechter, die hier aan belangenafweging moet doen en geenszins uitspraak doet over een recht aan de zijde van de partijen, de omzetting van het vruchtgebruik bevelen. De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 54, nr. 34). Het is in dergelijke context zeer onpraktisch de verhouding naakte eigendom en vruchtgebruik te handhaven.
De kan, in het raam van de vereffening-verdeling van de nalatenschap van P. R., het bedoelde vruchtgebruik doen omzetten hetzij in volle eigendom hetzij in een geldsom hetzij in een gewaarborgde en geïndexeerde rente ( art. 745quater, § 1 BW), met berekening van het vruchtgebruik overeenkomstig artikel 745sexies, § 3 BW.
Deze (laatste) bepaling is gewijzigd door de wet van 22 mei 2014 'houdende invoeging van artikel 624/1 BW en tot wijziging van artikel 745sexies, § 3 oud BW (4.61-64 (nieuw) BW) teneinde de regels vast te leggen voor de waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende' (BS 13 juni 2014) en zoals later
In voorkomend geval komt het (in de eerste plaats) aan de notaris-vereffenaar toe om de omzetting concreet invulling te geven (zie C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de notarissen bij gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW2010-11, 130 e.v.), zij het op de wijze die de (appel)rechter op vordering van (minstens) een partij bepaalt.
Krachtens artikel 745quater, § 4 oud BW (Art. 4.61, § 7 (nieuw) BW) kan de rechter nooit een vordering tot omzetting van het vruchtgebruik met betrekking tot de gezinswoning (met huisraad) inwilligen zonder de toestemming van de langstlevende echtgenoot (A. VERBEKE, "Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot" in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 56, nr. 36).
Het bedoelde vetorecht is absoluut (Antwerpen 8 mei 2000, RW2000-01, 1279). De rechter kan het niet negeren.