Een gemeente kan op grond van het decreet van 9 juli 2010 houdende de invordering van parkeerheffingen door parkeerbedrijven inning van parkeerheffingen cederen aan een parkeerbedrijf.
De decreetgever heeft met de term 'parkeerheffingen' de parkeerretributies en -belastingen bedoeld. Het parkeerbedrijf treedt hierbij op als formele procespartij. Voor de materiële procespartij treedt de gemeente op die het concessieovereenkomst heeft gelast de niet betaalde parkeerretributies te innen.
Art. 170, § 4 van de Grondwet bepaalt dat geen last of belasting door de gemeente kan worden ingevoerd dan door een beslissing van haar raad en dat ten aanzien van de belastingen de wet de uitzonderingen bepaalt waarvan de noodzakelijkheid blijkt.
Art. 27.3.4 van het Wegverkeersreglement laat de gemeenten toe om parkeerkaarten af te leveren die vrijstelling verlenen voor het betalend parkeren.
De discussie over de rechtsgeldigheid van dergelijke vrijstellingen is hier niet ter zake en de eventuele onwettelijkheid ervan tast de rechtsgeldigheid van het retributiereglement in zijn geheel niet aan.
Het Decreet van 9 juli 2010 houdende de invordering van parkeerheffingen door parkeerbedrijven de Vlaamse Regering, machtigt de steden en de gemeenten en hun concessiehouders en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Er bestaat tussen het vlot verschaffen van een openbare parkeerruimte en de retributie waarbij komt dat de dubbele tarifering de gewenste rotatie bevordert een redelijke verhouding.
Het laten verstrijken van de betaalde parkeertijd is een bewuste keuze waardoor het halve dag tarief rechtsgeldig van toepassing wordt. Indien een autobestuurder kiest voor het uurtarief, dan moet zij de gekozen duurtijd respecteren.
De parkeerwachter (bewakingsagent) stellen ter plaatse enkel vast of het geparkeerde voertuig al dan niet voorzien is van een geldig ticket.
De wetsbepalingen beletten niet dat een gemeente aan de hand van de informatie die door de bewakingsagenten is ingezameld de schuldenaars van parkeerretributies identificeert en vervolgens de identiteit van de door haar geïdentificeerde schuldenaars aan een bewakingsonderneming meedeelt die, in het raam van een concessieovereenkomst met de gemeente, instaat voor de vordering van niet betaalde parkeerretributies".
De Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en het Vlaams Decreet van 9 juli 2010 houdende de invordering van parkeerheffingen door parkeerbedrijven primeren op een koninklijk besluit en dus ook op art. 6,§2 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, dat bepaalt de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens van het repertorium mogen worden verwerkt, zijn: 2° de identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon die belastingen of retributies verschuldigd is inzake de verwerving, de inschrijving, de inverkeerstelling, het gebruik of de buitengebruikstelling van een voertuig, de DIV niet toelaat om informatie te verstrekken met het oog op de identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon die een parkeerretributie verschuldigd is. Het parkeren van een voertuig behoort tot het 'gebruik' van een voertuig.
De bevoegdheidsproblematiek van de basiswetgeving rond de parkeerheffing is niet meer ter zake nu het Vlaams Decreet van 9 juli 2010 houdende de invordering van parkeerheffingen, dat de gemeenten toestaat om parkeerretributies en parkeerbelastingen te bepalen, in werking trad op 5 augustus 2010 en de inbreuken van verweerster plaatsvonden op 12 en 24 maart 2015.
Daarbij komt dat krachtens hun grondwettelijke autonomie de gemeenten retributies en belastingen mogen heffen (art. 170, § 4 Grondwet).