De bijzondere legataris van een geldsom treedt weliswaar op als een schuldeiser van de nalatenschap, maar hij is en blijft een begiftigde, in tegenstelling tot de «echte» schuldeisers van de nalatenschap.
De kwalificatie van de bijzondere legataris van een geldsom als nalatenschapsschuldeiser houdt enkel verband met het feit dat het voorwerp van dit legaat (met name een geldsom) impliceert dat de eigendomsoverdracht niet automatisch kan gebeuren door de aanvaarding van het legaat - bijzondere legaten van een species-zaak verlenen ex artikel 1014 BW aan de legataris, van de dag van het overlijden van de erflater, een recht op de vermaakte zaak - maar slechts door de betaling van deze som door de erfgenamen en legatarissen met een algemene roeping.
Artikel 1122 BW, bepaalt dat men wordt geacht te hebben gedongen voor zichzelf en voor zijn erfgenamen en rechtverkrijgenden, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk bepaald is of uit de aard van de overeenkomst voortvloeit (eigen cursivering van het Hof): deze rechtsregel is evenwel opgenomen bij de wettelijke bepalingen die betrekking hebben op overeenkomsten (waar in casu evenwel sprake is van een zuivere gift, c.q. een legaat).
Een legaat, zelfs van een geldsom, is niet inwisselbaar met de notie «schulden en lasten van de nalatenschap»: deze laatste notie veronderstelt schulden die de DC heeft gemaakt tijdens zijn leven of minstens schulden die na zijn overlijden ontstaan zijn en die rechtstreeks verband houden met dit overlijden (begrafeniskosten, kosten van vereffening en verdeling, enz.)
Anderzijds is de bijzondere legataris ook een begiftigde.
De kinderen van de legataris, (bevoorrechte) erfgenamen, zijn beschermd tegen de overdreven giften door hun reservebescherming: deze reserve kan uiteraard niet worden uitgehold door gewag te maken van de persoonlijke gehoudenheid van de erfgenamen met hun eigen vermogen voor bepaalde giften, c.q. bijzondere legaten van een geldsom.
Artikel 922 BW bepaalt duidelijk dat de massa wordt gevormd uit alle goederen die bij het overlijden van de schenker of testator aanwezig waren. Na aftrek van de schulden worden de goederen waarover hij bij schenking onder de levenden heeft beschikt, fictief daarbij gevoegd volgens hun staat en hun waarde zoals bepaald in artikel 858, §§ 3 tot 5 BW. Over al die goederen berekent men het gedeelte waarover hij heeft mogen beschikken, met inachtneming van de hoedanigheid van de door hem achtergelaten erfgenamen (eigen onderlijning van het Hof).
Waar reservatairen die hun reserve opeisen (en die de nalatenschap van de schenker/testator hiermee aanvaarden), niet beschermd zijn tegen de schulden van de erflater zijn deze wel beschermd tegen legaten, in zoverre hun reserve (berekend op basis van de netto-massa) aangetast zou zijn.
Legatarissen dienen hun legaat in beginsel uit te voeren en te laten gelden op de bestaande goederen, getuige het feit dat zij geen inbreng (artikel 857 BW) noch inkorting (artikel 921 BW) kunnen eisen.
De definitie van testament ex artikel 893 BW illustreert dat de testator middels legaten in beginsel enkel kan beschikken over zijn goederen en niet over het vermogen van derden, ook niet dat van zijn erfgenamen.
Een legaat van andermans zaak is overigens nietig ex artikel 1021 BW.
Artikel 1009 BW illustreert dat de algemene legataris die tot de erfenis komt samen met een erfgenaam aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent, is gehouden tot betaling van de schulden en lasten der nalatenschap van de erflater, zonder melding te maken van de legaten.
Artikel 1012 BW bepaalt overigens dat de legataris onder algemene titel, evenals de algemene legataris, persoonlijk voor zijn aandeel en hypothecair voor het geheel, gehouden is tot betaling van de schulden en lasten der nalatenschap van de erflater.
(Bijzondere) legaten worden hier niet vermeld, in tegenstelling tot artikel 1013 BW, dat bepaalt dat, wanneer de erflater slechts over een gedeelte van het beschikbaar gedeelte heeft beschikt, en zulks onder algemene titel, de legataris met de natuurlijke erfgenamen is gehouden tot het uitkeren van de bijzondere legaten, naar evenredigheid van zijn aandeel.
Artikel 1017 BW, bepaalt dat de erfgenamen van de erflater of andere schuldenaars van een legaat, persoonlijk gehouden zijn tot het uitkeren daarvan, ieder naar evenredigheid van het aandeel dat hij uit de nalatenschap geniet.
Waar schulden gemaakt door de erflater bij uitbreiding: lasten die op zijn nalatenschap wegen inzake begrafenis, vereffening van deze nalatenschap, e.d.) wegen op zijn vermogen (en dus op zijn nalatenschap), is dit niet het geval met legaten.
Er is ook geen sprake van last, d.w.z. een verplichting die door de testator in het testament kan worden opgelegd aan de erfgenamen (waarbij de begunstigde van de last dan een vordering heeft op deze erfgenamen i.p.v. een eigendomsrechtelijke aanspraak), maar van een legaat, d.w.z. een beschikking die rechtstreeks uit het vermogen van de erflater moet worden geput.