Conform artikel 29bis, § 1 WAM wordt bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1 WAM, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen overeenkomstig deze wet dekken.
Inzake artikel 29bis WAM is de vijfjarige verjaringstermijn van toepassing is. Deze termijn begint te lopen op datum van het schadeverwekkend feit.
Een dagvaarding voor het gerecht stuit de verjaring tot het tijdstip waarop een definitieve beslissing wordt uitgesproken.
De stuiting van de verjaring door de subrogerende schuldeiser is ook in het voordeel van de gesubrogeerde (zijnde appellante), op voorwaarde dat ze gebeurde vóór de subrogatie.
De subrogatie vindt plaats op het ogenblik van de subrogatoire betaling. Wanneer de vordering uitgeoefend door de gesubrogeerde deze van het slachtoffer zelf is, moet de vraag naar het vertrekpunt van de verjaring onderzocht worden in hoofde van de subrogant.
Conform artikel 1206 BW stuiten vervolgingen tegen een van de hoofdelijke schuldenaars de verjaring ten aanzien van allen.
De hoofdelijke gehoudenheid van de verzekeraars is opgenomen in artikel 29bis WAM. Tussen de vergoedingsverplichtingen conform artikel 29bis WAM bestaat een passieve hoofdelijkheid wanneer ze met verscheidene zijn. Dit betekent dat de artikelen 1200 e.v. (en dus ook art. 1206) BW van toepassing zijn.
De hoofdelijkheid opgenomen in artikel 29bis WAM is ter beveiliging en in het voordeel van de slachtoffers. De vergoedingsregeling van het slachtoffer voorzien in artikel 29bis WAM maakt abstractie van de aansprakelijkheid. De verzekeraars van de betrokken voertuigen zijn vergoedingsplichtig, zonder dat daarbij naar de aansprakelijkheid wordt gekeken.
De loutere aanwezigheid van een motorrijtuig op het ogenblik van een verkeersongeval volstaat niet om te besluiten dat dit motorrijtuig bij het ongeval betrokken is in de zin van de voormelde wetsbepaling. Een motorrijtuig is wel betrokken in de zin van die wetsbepaling wanneer het enige rol heeft gespeeld in het verkeersongeval, dit is wanneer het zonder hiervoor een noodzakelijk element te zijn geweest, een invloed heeft gehad op het ongeval. Hiervoor is niet vereist dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de aanwezigheid van het motorrijtuig en het ontstaan van het verkeersongeval. De vraag of een motorrijtuig enige rol heeft gespeeld in een verkeersongeval wordt daarbij door de rechter soeverein beoordeeld.
Een motorrijtuig kan in een verkeersongeval betrokken zijn, ongeacht of het in beweging is of niet, ongeacht of er een aanraking is met het slachtoffer of niet en ongeacht of er een fout werd begaan of niet.