De exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de Staat waar het onroerend goed is gelegen, krachtens art. 24, eerste lid Brussel Ibis-verordening, is ingegeven door de eisen van een goede rechtsbedeling en beschermt in zekere zin ook de belangen van de Staat van de ligging van het goed, waarvan de rechtsorde gebaat is bij de behandeling van geschillen door haar eigen rechtscolleges omtrent onroerende goederen die gelegen zijn op haar grondgebied.
Het voorwerp van de vordering en niet de woonplaats van de partijen conditioneert hier in de rechtsmacht van de rechter.
Bij de vraag of er sprake is van een zakelijke rechtsvordering op een onroerend goed, speelt een autonome interpretatie en niet de interpretatie of uitlegging naar intern recht.
Opdat art. 24 van de Brussel I-bis-verordening zou worden toegepast, moet het onroerend goed centraal staan in de betwisting. Het voorwerp van het geding moet betrekking hebben op zakelijke rechten: het is niet voldoende dat zakelijke rechten zijdelings of incidenteel in het geding zijn betrokken en het volstaat bijgevolg ook niet dat de vorderingen slechts in verband staan met een onroerend goed.
Voormelde bevoegdheidsregel moet aldus worden uitgelegd dat de exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed is gelegen, niet alle mogelijke rechtsvorderingen omvat die een zakelijk recht op een onroerend goed betreffen, maar enkel de rechtsvorderingen die ertoe strekken de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en om de rechthebbenden de bescherming van de aan hun titel verbonden bevoegdheden te verzekeren.
Deze afwijkende en bijzondere bevoegdheidsbepaling mag niet in een ruimere zin worden uitgelegd dan het oogmerk ervan vereist en is de voornaamste reden voor de uitsluitende bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed is gelegen, dat het gerecht van de plaats waar het onroerend goed is gelegen, het best in staat is geschillen over zakelijke rechten op en huur en verhuur van onroerende goederen te berechten, daar dergelijke geschillen in beginsel moeten worden berecht volgens de regels van die Staat, en de betwistingen waartoe zij aanleiding geven vaak nopen tot verificaties, onderzoekingen en expertises die ter plaatse moeten geschieden, zodat de toekenning van een exclusieve bevoegdheid aan het gerecht waar het onroerend goed gelegen is, in het belang is van een goede rechtsbedeling.
De band tussen een vordering tot uitonverdeeldheidtreding en het zakelijk recht op een onroerend goed is dermate nauw dat hij de toepassing van de exclusieve bevoegdheidsregel rechtvaardigt.
De verdeling van een onverdeeldheid worden voorgelegd aan de rechter waar de onroerende goederen gelegen zijn. De verdeling zorgt ervoor dat de mede-eigendom wordt omgezet in volle eigendom en kent aan elke deelgenoot zijn aandeel, dat is vastgesteld in de vereffening, toe. De declaratieve werking van de verdeling (zie o.a. art. 883 BW) heeft tot gevolg dat de verdeling een toestand creëert die geacht wordt retroactief de rechtsverhouding tussen de deelgenoten te zijn geweest.