De verplichting om voor het sluiten van een overeenkomst betreffende de overdracht van gronden een bodemattest aan te vragen en aan de verwerver mee te delen en om de inhoud van het bodemattest in de onderhandse akte op te nemen, strekt er in de eerste plaats toe de verwerver te beschermen tegen het onbewust aankopen van vervuilde grond.
In het licht van deze doelstelling moet onder het begrip "overeenkomst betreffende de overdracht van gronden" ook elke overeenkomst of eenzijdige rechtshandeling worden begrepen waarbij de verwerver zich reeds verbindt tot het aankopen van een grond.
Krachtens artikel 1181 Burgerlijk Wetboek is een verbintenis onder op-schortende voorwaarde aangegaan die welke afhangt van een toekomstige en on-zekere gebeurtenis ofwel van een gebeurtenis die reeds heeft plaatsgehad, maar aan partijen nog onbekend is.
Gelet op de voormelde doelstelling van artikel 101, § 1 en § 2 Bodemdecreet, namelijk het beschermen van de verwerver tegen het onbewust aankopen van vervuilde grond, kunnen de partijen niet rechtsgeldig een overeenkomst betreffende een overdracht van een grond sluiten onder de opschortende voorwaarde dat het overgedragen goed niet zal blijken te zijn aangetast door bodemverontreiniging die aanleiding geeft tot een saneringsverplichting ten laste van de eigenaar. In dergelijk geval verbindt de verwerver zich immers reeds tot de verwerving van een goed voordat hij kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van een bodemattest waaruit blijkt dat het goed vervuild is, hetgeen de decreetgever precies heeft willen vermijden.
In het licht van de voormelde doelstelling kunnen zij daarentegen wel een overeenkomst betreffende de overdracht van grond sluiten onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een blanco bodemattest of een bodemattest waaruit blijkt dat er geen bodemverontreiniging is.
De omstandigheid dat artikel 116, § 1, Bodemdecreet bepaalt dat de verwerver de nietigheid kan vorderen van de overdracht die plaatsvond in strijd met artikel 101, staat hieraan niet in de weg. Het voorafgaand aan de overdracht opvragen en mee-delen van een bodemattest en het opnemen van de inhoud ervan in de onderhand-se akte zijn immers geen elementen die noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van de overeenkomst.