In toepassing van artikel 1932 oud B.W. moet de bewaarnemer de zaak die hij in bewaring heeft genomen, aan de bewaargever teruggeven.
Deze verplichting tot teruggave is een resultaatsverbintenis. De bewaarnemer is enkel bevrijd wanneer hij kan aantonen dat zijn in gebreke blijven de zaak terug te geven aan overmacht te wijten is
Opdat een gebeurtenis als overmacht kan worden beschouwd, is vereist dat de gebeurtenis onvoorzienbaar en onvermijdbaar was en tot gevolg heeft dat de teruggave van het betreffende goed definitief onmogelijk is geworden .
Het beginsel van de 'onvoorzienbaarheid' moet met de nodige redelijkheid worden toegepast. Een gebeurtenis wordt aldus onvoorzienbaar geacht wanneer een goede huisvader in dezelfde omstandigheden de gebeurtenis niet had kunnen voorzien (Brand wordt bij bewaargeving op zichzelf niet als een grond tot overmacht beschouwd).
De begrippen inspanningsverbintenis en resultaatsverbintenis worden gedefinieerd in art. 5.72 NBW:
Uittreksel NBW
« Art. 5.72 Draagwijdte van contractuele verbintenissen
De inspanningsverbintenis is een verbintenis die de schuldenaar ervan verplicht om alle zorg te verstrekken die eigen is aan een voorzichtig en redelijk persoon om een bepaald resultaat te bereiken. Het bewijs van de fout van de schuldenaar rust op de schuldeiser.
De resultaatsverbintenis is een verbintenis die de schuldenaar ervan verplicht om een bepaald resultaat te bereiken. Indien het resultaat niet wordt bereikt, wordt de fout van de schuldenaar vermoed, tenzij overmacht wordt aangetoond. »
"Art. 5.226. Overmacht
§ 1. Er is sprake van overmacht in geval van ontoerekenbare onmogelijkheid voor de schuldenaar om zijn verbintenis na te komen. Hierbij wordt rekening gehouden met het onvoorzienbaar en het onvermijdbaar karakter van het beletsel tot nakoming.
De schuldenaar is bevrijd indien de nakoming van de verbintenis blijvend onmogelijk is geworden door de overmacht.
De nakoming van de verbintenis is opgeschort voor de duur van de tijdelijke onmogelijkheid.
§ 2. Zodra de schuldenaar kennis heeft of behoort te hebben van een oorzaak van onmogelijkheid tot nakoming, dient hij de schuldeiser hiervan binnen een redelijke termijn op de hoogte te brengen.
Komt de schuldenaar aan deze verplichting te kort, is hij gehouden tot het herstel van de schade die hiervan het gevolg is."