Lidmaatschapsrechten’ van aandelen van een echtgenoot zijn eigen zijn, terwijl de vermogenswaarde in de huwelijksgemeenschap valt. De lidmaatschapsrechten zijn kwalitatieve rechten verbonden aan de persoon van de aandeelhouder.
Het betreft alle rechten die een vennoot kan doen gelden ten aanzien van de vennootschap krachtens de wet of de statuten en die mede de besluitvorming in de schoot van de algemene vergadering bepalen.
Zij kunnen worden beschouwd als een eigen goed sui generis. De vermogensrechten daarentegen zijn de eigendomsrechten op het provenu van die lidmaatschapsrechten. Zij behelzen vorderingen tegen de vennootschap die in zekere zin de financiële gevolgen of patrimoniale voordelen van de uitoefening van de lidmaatschapsrechten uitmaken. De economische eigenaar van de aandelen blijft immers de gemeenschap. Die kan aanspraak maken op alle andere prerogatieven gekoppeld aan het eigendomsrecht.
Huwelijksvermogensrecht en vennootschapsrecht zijn niet zomaar en vlot met mekaar te verzoenen zijn, laat staan mekaar zouden versterken.
Een en ander wordt daarenboven nog « bemoeilijkt» ingeval van het bestaan van een gemeenschap van goederen dan wel het bestaan van een « gewezen» gemeenschap van goederen die nog niet definitief verdeeld en vereffend is.
Zolang er binnen het huwelijk waarin er sprake is van een of andere soort van gemeenschap, aandelen zijn waaromtrent er betwisting is nopens het al dan niet eigen karakter/ al dan niet gemeenschappelijk karakter van de vermogenswaarde ervan, moet er een scheiding gemaakt worden tussen het lidmaatschapsrecht respectievelijk het vermogensrecht ervan.
Van die splitsing is art. 1401, 5.oud BW. - art. 2.3.19 (nieuw) BW een duidelijk exponent :
«Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging :
( ... )
5. de lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen waarin alle aandelen op naam zijn, indien die toebedeeld zijn aan of ingeschreven zijn op naam van één echtgenoot alleen».
Om op een ontvankelijke wijze de vordering tot uittreding te kunnen formuleren, volstaat het voor de eiser(es) over de lidmaatschapsrechten te beschikken van de aandelen waaromtrent de uittreding wordt gevorderd.
De lidmaatschapsrechten zijn eigen en in dit lidmaatschapsrecht is ook het recht begrepen om uittreding te vorderen.
Zoniet zou er sprake kunnen zijn van het de facto onmogelijk maken van het recht tot uittreding te vorderen, van zodra er sprake is van een splitsing zou zijn van lidmaatschapsrecht en vermogensrecht van een aandeel.
Een «evenwicht» tussen vennootschapsrecht en huwelijksvermogensrecht wordt uiteindelijk gevonden in het besluit dat het vermogensrecht dat ten gevolge van de uittredingsprocedure wordt verworven, niet als definitief persoonlijk verworven door de eiser(es) kan worden aangezien, doch dat er onverkort sprake blijft van mogelijke verrekeningen tussen de persoonlijke vermogens en het gemeenschappelijk vermogen onderling.
Na definitief worden van de echtscheiding en bijgevolg na het ontbinden van de gemeenschap, blijft de opsplitsing van lidmaatschapsrecht vs. vermogensrecht onverminderd bestaan en dit tot de definitieve vereffening en verdeling van de gemeenschap.
Indien bijgevolg, beslist wordt dat de vordering tot uittreding gegrond is dan betekent een en ander geenszins een uitspraak nopens het gemeenschappelijke dan wel persoonlijke karakter van de aldus betaalde geldsommen.
Het kan heel goed zijn - doch de rechter die desbetreffend binnen het kader van de uittredingsprocedure te oordelen heeft, hoeft zich hiervan niets aan te trekken - dat een en ander aanleiding zal geven tot vergoedingsrekeningen allerhande bij de definitieve vereffening en verdeling tussen de gewezen echtgenoten.
Omwille van het speciale karakter van het lidmaatschapsrecht van een aandeel, gezien tegenover het vermogensrecht ervan, is de wijziging van toebedeling of de aantekening van de aandelen in het aandeelhoudersregister geen (in voorkomend geval : in beginsel verboden) verkoop tussen echtgenoten noch (in voorkomend geval : herroepbare) schenking tussen echtgenoten.
Door het wijzigen van de inschrijving van de aandelen in het aandeelhoudersregister is er uitsluitend sprake van het wijzigen van de persoon die jegens de vennootschap respectievelijk de medevennoten als exclusief bestuurder van die aandelen zal optreden. De wijziging van het bestuurderschap over een aandeel, van de ene naar de echtgenoot, is geen schenking zodat de ad nutum herroepbaarheid ervan (zie art. 1096 B.W.) niet aan de orde kan zijn.
Let wel:
artikel 1401,5 oud BW in haar laatste versie
Eigen zijn (ongeacht het tijdstip van verkrijging) de lidmaatschapsrechten verbonden aan vennootschapsaandelen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en op naam vaneen echtgenoot zijn ingeschreven, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze aandelen te handelen, voor zover het gaat, hetzij om een vennootschap die onderworpen is aan wettelijke of statutaire regels, of overeenkomsten tussen vennoten, die de overdracht van aandelen beperken, hetzij om een vennootschap waarin enkel die echtgenoot zijn professionele activiteit als zaakvoerder uitoefent.
uittreksel (nieuw) BW
Art. 2.3.19 Eigen ten persoonlijke titel
§ 1 Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging:
1° de klederen en voorwerpen voor persoonlijk gebruik;
2° het literaire, artistieke of industriële eigendomsrecht;
3° het recht op een pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkering, dat een van de echtgenoten alleen bezit;
4° het recht op herstel van persoonlijke lichamelijke of morele schade;
5° de lidmaatschapsrechten verbonden aan vennootschapsaandelen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en op naam van één echtgenoot zijn ingeschreven, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze aandelen te handelen, voor zover het gaat, hetzij om een vennootschap die onderworpen is aan wettelijke of statutaire regels, of overeenkomsten tussen vennoten, die de overdracht van aandelen beperken, hetzij om een vennootschap waarin enkel die echtgenoot zijn professionele activiteit als zaakvoerder of beheerder uitoefent;
6° het recht op goederen die een echtgenoot exclusief voor de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf aanwendt, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze beroepsgoederen te handelen, tenzij de echtgenoten samen dat beroep uitoefenen of dat bedrijf uitbaten;
7° het recht op cliënteel, met inbegrip van het recht om als eigenaar van het cliënteel te handelen, tenzij het cliënteel is opgebouwd of verworven binnen een beroep dat de echtgenoten samen uitoefenen of een bedrijf dat ze samen uitbaten.
§ 2 Eveneens eigen zijn:
1° de schadevergoeding uitgekeerd aan een echtgenoot, voor zover deze vergoeding strekt tot herstel van zijn persoonlijke ongeschiktheid, die betrekking heeft op de niet economisch waardeerbare gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit in zijn dagelijks leven;
2° de verzekerde prestatie verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door een van de echtgenoten tijdens het stelsel gesloten is, indien ze bij de ontbinding van het stelsel ten voordele van de andere echtgenoot verschuldigd is.