Krachtens art. 19bis-11, § 1, 4o, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen kan elke benadeelde van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds de vergoeding verkrijgen van de schade die door een motorrijtuig is veroorzaakt, wanneer in geval van diefstal, geweldpleging of heling, de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig aanleiding kan geven, niet verzekerd is, overeenkomstig de wettelijk geoorloofde uitsluiting.
Naar luid van art. 19bis-17, eerste lid, van de voormelde wet, kan, wanneer de burgerlijke vordering tot vergoeding van de door een motorrijtuig veroorzaakte schade wordt ingesteld voor het strafgerecht, het Fonds door de benadeelde in het geding worden geroepen en kan het ook vrijwillig tussenkomen onder dezelfde voorwaarden als wanneer de vordering voor het burgerlijk gerecht was gebracht. Wanneer, in geval van niet-verzekering, het Fonds is overgegaan tot vergoeding van de schade, kan het zich burgerlijke partij stellen tegen de aansprakelijke persoon.
Na te hebben geoordeeld, enerzijds, dat de beklaagde, eerste verweerder, aansprakelijk was voor het verkeersongeval, anderzijds, dat de tussenkomst van de eiser «gerechtvaardigd was wegens de diefstal van het door de beklaagde bestuurde voertuig», veroordelen de appelrechters de eiser in solidum met de beklaagde tot vergoeding van de tweede en de derde verweerder, die zich als benadeelden burgerlijke partij hadden gesteld.
Op de burgerlijke rechtsvordering die de eiser tegen de eerste verweerder had ingesteld om de terugbetaling te verkrijgen van de bedragen die hij door zijn veroordeling aan de benadeelden diende te betalen, verwerpen de appelrechters deze vordering op grond «dat de wet het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds alleen in geval van niet-verzekering de mogelijkheid biedt zich burgerlijke partij te stellen voor een strafgerecht», ofschoon «de tussenkomst van de eiser te dezen gerechtvaardigd is door de diefstal van het voertuig dat door de beklaagde wordt bestuurd».
Het bestreden vonnis schendt art. 19bis-17 van de wet van 21 november 1989 door te oordelen dat, wanneer de eiser tussenkomt om de slachtoffers te vergoeden van een ongeval dat door de bestuurder van een gestolen voertuig is veroorzaakt en waarvan, wegens die diefstal, de burgerlijke aansprakelijkheid niet is verzekerd, hij niet de schade in geval van niet-verzekering, in de zin van deze bepaling, vergoe