Kortgedingrechter is uitzonderingsrechter
De kortgedingprocedure beoogt een tijdelijke regeling omtrent de persoon en de goederen van de partijen en hun kinderen tijdens de echtscheidingsprocedure. De natuurlijke rechter wat betreft onderhoudsgeld is de vrederechter en wat betreft het ouderlijk gezag de jeugdrechter.
De temporele bevoegdheid van de kortgedingrechter vangt aan vanaf de dagvaarding in echtscheiding. Die regel staat er niet aan in de weg dat de bevoegde voorzitter van de rechtbank maatregelen beveelt voor een periode die voorafgaat aan de dagvaarding tot echtscheiding, voor zover die maatregelen verband houden met de rechtsvordering tot echtscheiding en er vóór die periode nog geen maatregelen werden bevolen. (M. Govaerts, “De temporele bevoegdheid van de voorzitter in geval van afwezigheid van dringende voorlopige maatregelen” (noot onder Cass. 28 juni 2012), RABG 2013, 254-258; K. Uytterhoeven, “De bevoegdheid van de kortgedingrechter om tijdens de echtscheidingsprocedure kennis te nemen van een onderhoudsvordering m.b.t. de periode die voorafgaat aan het instellen van de echtscheidingsvordering” (noot onder Brussel 31 januari 2002), EJ 2002, 155-159).
De temporele bevoegdheid van de kortgedingrechter neemt een einde bij de ontbinding van het huwelijk. In principe blijft de kortgedingrechter wel bevoegd om zich na ontbinding van het huwelijk uit te spreken over voorheen gevorderde voorlopige maatregelen.
In een arrest van 11 januari 2010 oordeelde het Hof van Cassatie dat de kortgedingrechter niet bevoegd is om uitspraak te doen over een vordering betreffende de wijzigingen in de toestand van de partijen die zich na de ontbinding van het huwelijk hebben voorgedaan.
Aldus toegepast kan de kortgedingrechter bij zijn beoordeling geen kennis meer nemen van gewijzigde omstandigheden van na de ontbinding van het huwelijk. Dergelijke situatie doet zich dikwijls voor aangezien het huwelijk van partijen met de nieuwe echtscheidingsprocedure veel vlugger ontbonden wordt. Hoe men in de praktijk steeds het onderscheid zal moeten maken tussen wijzigingen van vóór en van na ontbinding van het huwelijk is niet zo duidelijk en wellicht kan die opsplitsing ook niet altijd gemaakt worden.
bron: samenvatting door de uitgever (bron legal world): www.legalworld.be)
De volledige tekst vindt u in het Nieuw Juridisch Weekblad (NjW). Klik hier voor meer informatie over het Nieuw Juridisch Weekblad (NjW), alsook voor de abonnementsvoorwaarden.
Opmerking: na de vermelding van de gegevens van dit boek op deze website, geven we een weergave van relevante rechtspraak rond de temporele bevoegdheid van de kortgeding rechter.
samenvatting van deze rechtspraak:
• In het kader van voorlopige maatregelen betreffende de persoon, het levensonderhoud en de goederen zowel van de partijen als van de kinderen, zijn de voorzitter van de rechtbank of het hof van beroep.
• Aangezien de vordering tot dringende en voorlopige maatregelen met toepassing van artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek een ander voorwerp heeft dan de vordering tot voorlopige maatregelen voor de in kort geding uitspraak doende voorzitter van de rechtbank, heeft de beslissing van de vrederechter bijgevolg geen gezag gewijsde ten aanzien van de beslissing van de in kort geding uitspraak doende voorzitter van de rechtbank Zie Cass., 20 feb. 2006, AR C.04.0292.N, A.C., 2006, nr 99.
• De bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank die op grond van artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek voorlopige maatregelen beveelt, strekt zich uit vanaf de dagvaarding tot echtscheiding; die regel staat niet eraan in de weg dat de bevoegde voorzitter van de rechtbank maatregelen beveelt voor een periode die voorafgaat aan de dagvaarding tot echtscheiding, voor zover die maatregelen verband houden met de rechtsvordering tot echtscheiding en er voor die periode nog geen maatregelen werden bevolen.