Een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde duur kan zonder problemen worden opgezegd zonder opzeggingstermijn. In dit geval is de werkgever gehouden om een vergoeding te betalen die overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn over het resterende gedeelte van die termijn. Een en ander is ingeschreven in artikel 39 van de wet op de arbeidsovereenkomsten.
Wanneer een tekort te opzeggingstermijn werd verleend, ontstaat er een rechter van opzegvergoeding voor het resterende gedeelte, terwijl anderzijds de gegeven een opzeggingstermijn gewoon verder blijft bestaan. (Cass. 30 mei 1968, J.T. 1968, 563; Cass. 19 september 1973, R.W. 1973-74, 1389; Cass. 4 juni 1975, T.S.R. 1975, 372, R.W. 1976-77, 311; Cass. 3 mei 1982, J.T.T. 1994, 202, R.W. 1983-84, 183, noot; Cass. 6 november 1989, R.W. 1989-90, 885, met conclusie van advocaat-generaal H. Lenaerts; Cass. 6 maart 2000, Arr. Cass. 2000, 519 en Cass. 14 april 2003, J.T.T. 2003, 357, noot D. Votquenne).
Indien de werknemer overlijdt tijdens de opzeggingstermijn, hebben zijn erfgenamen recht op een opzeggingsvergoeding die overeenstemt met de resterende opzeggingstermijn (Cass. 24 maart 1966).
De werknemer die zich gedurende de opzeggingstermijn schuldig maakt aan een zwaarwichtige fout die zijn ontslag om een dringende reden rechtvaardigt, verliest het recht op de opzegging en, bijgevolg, op de vergoeding die de ontoereikende duur van die termijn vergoedt.