Bespreking van het arrest van het Hof van beroep te Brussel 24 mei 2016, tijdschrift voor familierecht 2014/4 99
Een beding van aanwas met conventionele opzegbaarheid kan niet worden niet beïnvloed door het verval van oorzaak.
Er kan enkel worden afgeweken van een conventioneel beding van aanwas in zover deze bedongen overeenkomsten niet te goeder trouw wordt uitgevoerd.
Een partij die aandringt op de uitvoering van een overeenkomst die doelloos is geworden en niet langer verantwoord is, voert een overeenkomst niet te goeder trouw uit. Maar dit is niet het geval wanneer niet belet dat de overeenkomst (of een conventioneel bedongen recht van aanwas) op een conventioneel bepaalde wijze wordt beëindigd.
Hierbij zou kunnen verwezen worden naar een arrest van het Hof van Cassatie van 6 maart 2014.
Het bestaan van een oorzaak moet beoordeeld worden voor het sluiten van het beding van aanwas en de latere verdwijning ervan heeft dan in de regel geen gevolgen voor de geldigheid van de rechtshandeling behoudens in de gevallen waarin een van de partijen niet te goeder trouw handelt en de vraag tot uitvoering van de overeenkomst een misbruik van diens recht is.
Let wel Nieuwe regeling in het nieuw Burgerlijk wetboek:
Vrijwillige mede-eigendom
Het oude BW voorzag geen wettelijke regeling voor de vrijwillige mede-eigendom. Het nieuw burgerlijk wetboek verhelpt aan deze lacune.
De modaliteiten van de mede-eigendom die vrijwillig is ontstaan, evenals de rechten en plichten van partijen bij vrijwillige mede-eigendom worden contractueel geregeld, met dien verstande dat voorzover er niets anders is bepaald de bepalingen gelden van de toevallig mede-eigendom, met uitzondering van de wettelijke regeling inzake de beëindiging (art. 3.76 BW).
De beëindiging van de vrijwillige mede-eigendom wordt geregeld door artikel 3.77 NBW. In dit artikel wordt vooreerst zeer duidelijk gesteld dat de regels met betrekking tot de beëindiging van de toevallige mede-eigendom
(Artikel 3.75 zijnde het oude 815 BW) niet van toepassing zijn op de vrijwillige mede-eigendom.
Ten aanzien van vrijwillige mede-eigendom gelden volgende regels inzake beëindiging (art. 3.77 NBW):
Een vrijwillige mede-eigendom voor bepaalde duur is slechts aan derden tegenwerpelijk voor haar resterende duurtijd en ten hoogste voor vijf jaar. Bij onroerende goederen geldt dit slechts na overschrijving van het contract in de registers van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Indien de vrijwillige mede-eigendom echter voor onbepaalde duur is tot stand gekomen, kan elke mede-eigenaar het contract, niettegenstaande andersluidend beding, opzeggen met inachtneming van een redelijke opzeggingstermijn.
Een schuldeiser van de deelgenoten kan in rechte vorderen dat de vrijwillige mede-eigendom van onbepaalde duur wordt opgezegd onder dezelfde modaliteiten.
Bij gebreke van akkoord tussen de mede-eigenaars bepaalt de rechter de duur van de opzeggingstermijn. Hij houdt daarbij met name rekening met de door de partijen reeds gemaakte kosten, het voortbestaan van de doorslaggevende beweegreden die partijen ertoe heeft aangezet om de vrijwillige mede-eigendom tot stand te brengen en het nadeel dat uit de beëindiging voor de andere deelgenoot voortvloeit. De opzeggingstermijn kan niet langer zijn dan vijf jaar.
Deze regeling is ook van toepassing op goederen die in tontine of aanwas zijn.