Een huurder mag geen deel uitmaken van de algemene vergadering van de vereniging van mede-eigenaars. Enkel de mede-eigenaar, de onverdeelde mede-eigenaars, blote eigenaars, vruchtgebruikers en tokomstig gerechtigden van in erfpacht of in opstal gegeven onroerende goederen kunnen conform art. 577-6§1 BW hiervan deel uitmaken.
Huurders kunnen wel volmachtdragers van voornoemden.
Huurders zijn niet alleen gebonden door de overeenkomst met hun verhuurder, maar ook door de statuten (de basisakte en het reglement van mede-eigendom), het reglement van (interne) orde en de beslissingen van de algemene vergadering van de vereniging van mede-eigenaars (art. 577-10 BW).
De wet van 18 juni 2018 voorziet in betere kennisgevingsprocedures (zie gewijzigde artikel 577-6, § 12 BW, vernieuwde artikel 577-10, § 4, tweede lid 2° BW.
Ook de rechtsmiddelen van de huurder (en de respeceteren termijnen en de grieven) tegen bepalingen en beslissingen van de algemene vergadering werden aangepast (zie artikel 577-8, § 4, 8° BW , artikel 577-10, § 4 BW, artikel 577-10, § 4 BW, het tweede lid, bepaling 2° van artikel 577-10 BW.
Zowel huurder als appartementseigenaars kunnen verhaal middels zelfde grieven of middelen in te roepen tegen de beslissingen van de algemene vergadering.
Een huurder kan geen deel uit maken van de raad van mede-eigendom. (artikel 577-8/1, § 1 BW).
welke elk op grond van het hun toekomende zakelijk recht op een kavel van rechtswege lid zijn van de algemene vergadering. Alleen indirecte huurdersparticipatie aan de algemene vergadering is bestaanbaar in de mate dat de huurder namens een zakelijke gerechtigde krachtens volmacht aan de algemene vergadering deelneemt.3 In de Appartemenswet is bovendien voorzien dat de vereniging van mede-eigenaars enkel instaat voor het behoud en het beheer van de gemene delen4; het behartigen van de belangen van de huurder valt daar niet onder. Desalniettemin neemt elke huurder louter door zijn feitelijke aanwezigheid in het appartementsgebouw ook een rechtspositie in5 derwijze dat hij met anderen en de anderen met hem rekening moeten houden. Er ontstaat zodoende onder één dak een complexe driehoeksverhouding tussen respectievelijk de huurder, de appartementseigenaar/verhuurder en de vereniging van mede-eigenaars.6