De auteur bespreekt het integratiedecreet van 29.03.2013 en de ingrijpende wijzigingsdecreten van 07.06.2006 en 29.04.2011 die het vernieuwde kader schetsen van de woningkwaliteitbewaking in Vlaanderen en aldus de woningkwaliteitvereisten in de Vlaamse wooncode zoals vastgelegd in decreet van 15.07.1997 houdende de Vlaamse wooncode enerzijds en het kamerdecreet van 04.02.1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers samenbrengen.
De auteur bespreekt niet alleen de integratie van deze woningkwaliteitvereisten maar ook de inhoudelijke wijzigingen die werden doorgevoerd.
Het kamerdecreet legde de regels vast van het wonen op kamers, zonder een precieze definitie te geven van het begrip kamer.
De auteur toont aan dat het integratiedecreet voor het eerst een definitie geeft van het begrip kamer in het artikel 2 § 1, 1ste lid, 10 bis van de Vlaamse wooncode.
Volgens deze bepaling is een kamer: “een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreekt en waarvan de bewoners voor één of meer voor die voorzieningen aangewezen zijn op gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.”
Bij besluit van de Vlaamse regering van 06.10.1998 werd de kwaliteitsbewaking geregeld. De auteur benadrukt dat het integratiedecreet de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woningkwaliteitvereisten thans bij decreet werden opgenomen in artikel 5 van de Vlaamse wooncode, weze het dat met betrekking tot de kamers hieraan wordt toegevoegd dat de Vlaamse regering nog aanvullende vereisten hiervoor dient vast te stellen.
Wat de technische verslagen voor woningen en voor kamers betreft worden deze thans gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12.07.2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen van woningen, ook genoemd het kwaliteitsbesluit.
De auteur besteedt aandacht aan het decreet van 01.06.2012 houdende de beveiliging van de woningen door optische rookmelders zoals dit decreet in werking trad op 01.01.2013.
Verder besteedt de auteur aandacht aan de nieuwe bevoegdheid van gemeenten op bij verordeningen aanvullende kwaliteitsnormen vast te leggen.
De auteur legt er de nadruk op dat gemeentelijke verordeningen die werden uitgevaardigd op grond van het kamerdecreet slechts geldig blijven tot 31.12.2014.
De gemeenten die nadien een kamerreglement willen behouden, zullen een nieuw geactualiseerd kamerreglement ter goedkeuring dienen voor te leggen aan de Vlaamse regering.
De gemeenten zijn niet alleen bevoegd met betrekking tot kamers.
Het nieuwe artikel 6 van de Vlaamse wooncode geeft de gemeenten de bevoegdheid om onverminderd stedenbouwkundige verordeningen op grond van artikel 2.3.2. § 2 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening bijkomende woningkwaliteitvereisten.
Weze het dat het toepassingsgebied van deze normen beperkt blijft tot vergunningsplichtige bouwprojecten.
De auteur wijst op artikel 5 § 5 van de Vlaamse wooncode tot invoering van een website waardoor huurders en verhuurders de marktwaarde van de huurprijs van een woning kunnen inschatten via de website www.huurschatter.be.
De auteur besteedde een volledig hoofdstuk aan de bevoegdheidsproblematiek, meer bepaald zoekt hij een antwoord op de vraag op welk soort huisvesting de woningkwaliteitsbewaking van toepassing is.
In het vierde deel van de bijdrage beschrijft de auteur de aanpassingen in de administratieve handhaving, zo onder meer beschrijft hij de wijzigingen met betrekking tot het conformiteitsattest, de procedure tot ongeschikt-, onbewoonbaar- of overbewoonbaarverklaring die technisch wordt uitgelegd.
Ook de aanpassing van de strafrechtelijke handhaving wordt besproken waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen het misdrijf krotverhuur en de opsporing ervan enerzijds en de herstelvordering woningkwaliteit anderzijds, naast het nieuwe hoofdstuk herhuisvesting.