De auteur bespreekt de wetten van 24 november 1997 om geweld tegen te gaan en de wet van 28 januari 2003 tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijke samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden door zijn partner en tot het aanvullen van artikel 410 van het strafwetboek.
Hierna gaat de auteur dieper in op de doelstellingen van de wetten van 15 mei 2012 en 15 juni 2012 om hierna deze wetten te analyseren.
De wetten van 15 mei 2012 en 15 juni 2012 laten een slachtoffer van intra familiaal geweld toe een procedure in te stellen ten einde te bekomen dat de geweldpleger binnen de 24 uur uit huis wordt geplaatst met een contactverbod. Dit niet alleen na de uitoefening van daadwerkelijk geweld maar ook bij de dreiging tot geweld. De dreiging dient evenwel een ernstig en onmiddellijk gevaar op te leveren voor de veilig van één of meer personen die dezelfde verblijfplaats betrekken.
Deze maatregel wordt de uithuisplaatsing geheten.
De uithuisplaatsing gebeurt door een bevel van de Procureur des Konings (veelal nadat de klacht werd ingediend bij de politiediensten en de politiediensten deze hebben overgemaakt aan de Procureur des Konings. Niets belet dat het slachtoffer zelf of via een advocaat de Procureur des Konings aanschrijft, weze het dan met zoveel mogelijk stavende stukken of overtuigende verklaringen.
Dit schriftelijk bevel van de Procureur des Konings vermeldt de plaats en de duur van de maatregelen, de feiten en omstandigheden die aanleiding hiertoe hebben gegeven en de namen ten aanzien van wie het verbod om contact op te nemen geldt.
De duur van dit verbod bedraagt maximaal 10 dagen.
Na reeds de eerste dag nadat de Procureur des Konings het bevel heeft gegeven, dient hij zijn bevel mee te delen aan de vrederechter van het kanton van de verblijfplaats waarvoor het huisverbod geldt.
Binnen de 24 uur na de mededeling van dit bevel zal de vrederechter het tijdstip vastleggen van de zitting die zal plaatsvinden. Die zitting dient plaats te vinden binnen de periode waarvoor het huisverbod geldt.
Via de griffie van de vrederechter vernemen de partijen de datum en het uur van de zitting de zaak wordt door de vrederechter behandeld met gesloten deuren. Dit neemt niet weg dat de vrederechter afhankelijk van de omstandigheden toch de openbaarheid van de debatten kan bevelen.
De mogelijkheden van de vrederechter zijn:
- de opheffing van het huisverbod;
- de inkorting van het huisverbod;
- de verlening van het huisverbod met ten hoogste 3 maanden berekenen vanaf het vonnis voor zover er op dat ogenblik nog steeds gevaar dreigt voor de veiligheid van de overblijvende personen in de woning.
De zaak blijft ingeschreven op de rol van de vrederechter zodat de partijen de zaak opnieuw voor de vrederechter kunnen oproepen bij nieuwe omstandigheden of nieuwe feiten middels een conclusie of en gewoon verzoek tot oproeping.
Het is de bedoeling dat na deze periode van 3 maanden nog wel een herstel van de procedure is, dan wel dat partijen voor de vrederechter een procedure instaan op grond van artikel 223 BW, artikel 1479 BW. of artikel 1280 Ger.W.
Het vonnis van de vrederechter is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad en er staat beroep tegen open, doch wellicht zal dit in de praktijk zelden of nooit worden toegepast gezien de maatregelen wellicht verlopen zullen zijn op het ogenblik de rechter in beroep een uitspraak zal dienen te doen.