Het faillissement maakt geen einde aan de lopende overeenkomsten waarbij de curator partij is. Voor lopende overeenkomsten geldt artikel XX. 139, §1 WER (voorheen artikel 46, § 1 Faill.W) .
De curator heeft aldus de bevoegdheid om een lopende overeenkomst eenzijdig te beëindigen wanneer het beheer van de failliete boedel dit vereist.
Het eenzijdige beëindigingsrecht kan geen afbreuk doen aan zakelijke rechten van derden tegenwerpelijk aan de boedel.
Voormeld artikel XX.139, § 1 WER verschaft de curator 3 keuzemogelijkheden ten aanzien van lopende overeenkomst om te springen:
Eerste optie: verdere uitvoering
De curator kan ervoor kiezen de lopende overeenkomst verder voort te zetten. In dit geval, vallen de daaruit voortvloeiende verbintenissen ten laste van de failliete boedel, in zoverre zij betrekking hebben op prestaties geleverd na de datum van het vonnis tot faillietverklaring (art. XX.139, § 1, derde lid WER). De schulden die hieruit ontstaan zijn boedelschulden.
Tweede optie: niet verder uitvoeren
De curator kan er ook voor kiezen de bestaande verbintenissen van de gefailleerde niet (verder) uit te voeren (art. XX.139, § 1, eerste lid WER). Wanneer de curator beslist een verbintenis niet uit te voeren betekent dit alleen dat de gefailleerde erkent definitief in gebreke te zijn. Deze beslissing maakt op zich geen einde aan de overeenkomst. Weze opgemerkt dat de gefailleerde ook vóór de opening van een faillissementsprocedure als schuldenaar de keuze had om zijn verbintenissen niet uit te voeren, onverminderd zijn contractuele aansprakelijkheid ingevolge deze beslissing.
Derde optie: beëindigen
De curator kan ook beslissen om een lopende overeenkomst te beëindigen. Hij kan en mag dit enkel doen wanneer dit noodzakelijk is voor het beheer van de failliete boedel (art. XX.139, § 1, eerste lid WER).
De tweede optie van de curator, zijnde de niet verdere uitvoering van de overeenkomst zonder deze te beëindigen, is de meest complexe. Hierdoor komt het gemeen vermogensrecht in werking. De schuldeiser kan nu op zijn beurt de ontbinding va de overeenkomst met schadevergoeding vorderen (art. XX.155 WER). Deze vordering tot schadevergoeding betreft dan een schuld in de boedel.
Maar een schuldeiser kan er ook voor kiezen de overeenkomst te behouden. Denk hierbij maar aan een huurder bijvoorbeeld. Wanneer de curator zijn herstelingsverplichting niet nakomt kan de huurder de herstelling vorderen, weze het met enkele beperkingen. De failliete boedel kan in de eerste plaats niet bezwaard worden met een dwangsom (art. 1385sexies Ger.W.). Daarnaast heeft een individuele schuldeiser onder geen beding recht op uitvoering in natura van de verbintenissen van de gefailleerde. Een vordering tot uitvoering bij equivalent, net zoals een vordering tot uitvoering in natura, kan niet worden ingesteld in een faillissementsprocedure, ook al kan deze vordering enkel aanleiding geven tot een schuld in de boedel (F. George, “L’article 46 de la loi sur les faillites et les sanctions contractuelles” (noot onder Cass. 4 september 2020), TBH 2020, 1065, nr. 26).
zie ook www.elfri.be - Artikel - Recht op uitvoering in natura in het (nieuw) BW