De injunctie van de stafhouder is een dwingende maatregel die de verzekering of het herstel beoogt van de goede werking van de beroepsuitoefening van de advocaat, zonder uitspraak te doen over enige schuldvraag en zonder enige intentie tot bestraffing te hebben, begrensd door artikel 473 Gerechtelijk wetboek, en zonder dat deze maatregelen de grondrechten van de advocaat of van derden mogen raken.
Het injunctierecht of de injunctiebevoegdheid van de stafhouder is een specifieke bevoegdheid tot het nemen van bewarende maatregelen ten aanzien van één of meer advocaten, die gepaard gaat met de uitoefening van zijn persoonlijke autoriteit.
Het artikel 473 gerechtelijk wetboek vermeldt als bewarende maatregel "met name" het paleisverbod. Unaniem wordt aangenomen dat de maatregelen die de stafhouder op grond van zijn injunctierecht kan nemen ruimer zijn en onder meer kunnen behelzen:
– het bevel zich uit een zaak terug te trekken;
– het verbod voor of tegen een partij op te treden;
– de verplichting zich als eiser of verweerder in een geding voor persoonlijke zaken te laten bijstaan door een andere advocaat;
– de verplichting een passage in conclusies te schrappen;
– het verbod voor zichzelf of voor familie op te treden;
– het verbod om vertrouwelijk bevonden briefwisseling in rechte aan te wenden;
– de verplichting een bepaalde cursus te volgen of zich bij te scholen;
– er lopen zelfs (al dan dien deels overdreven dan wel deels verzonnen) verhalen van een stafhouder die zijn confraters deed straf schrijven, in de zin van het schrijven van een werkstuk over bepaalde deontologische verplichtingen.
– de verplichting om zich aan bepaalde richtlijnen te houden in de omgang met de media;
– het verbod om voor of tegen een andere advocaat op te treden ;
– het verbod om derdengelden te beheren of de verplichting om dit te doen met een dubbele handtekening;
– het verbod als getuige te spreken, gelet op zijn beroepsgeheim;
– het verbod een gedetineerde te bezoeken;
– het verbod bepaalde handelingen te stellen;
– het verbod gedurende 3 maanden niet enkel het gerechtsgebouw te betreden maar alle gerechtsgebouwen en strafinrichtingen van het Rijk en politiekantoren in het kader van Salduz bijstand;
– het bevel het dossier over te maken aan een opvolgende advocaat of aan de cliënt.
– het verbod een niet-vertrouwelijk schrijven van een advocaat-gerechtelijk mandataris te gebruiken in andere dossiers, waarin de betrokken briefschrijver niet is betrokken;
In praktijk strekken deze maatregelen soms verder dan loutere bewarende maatregelen.
Juridische aard van de injunctiebevoegdheid:
Waar voorheen de legaliteit van de stafhouderlijke injunctie gesteund werd op oude gebruiken en rechtspraak, is zulks in het licht van artikel 473 Ger.W. achterhaald.
De injunctie vandaag is een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling, uitgaande van de stafhouder als publiekrechtelijke overheid, die aldus de rechtstoestand van de door hem bestuurde confrater wijzigt dan wel belet dat deze wordt gewijzigd. Dit althans in de lezing dat de maatregel een bestuurshandeling zou zijn.
De injunctie is dus een ordemaatregel en geen tuchtmaatregel. De injunctie beoogt de verzekering of het herstel van de goede werking van de beroepsuitoefening van de advocaat, zonder uitspraak te doen over enige schuldvraag en zonder enige intentie tot bestraffing te hebben.
Als bestuurlijke rechtshandeling dient de injunctiebevoegdheid die gesteund is op de discretionaire bevoegdheid van de stafhouder ex autoritate, de beginselen van behoorlijk bestuur te respecteren, waaronder het zorgvuldigheidsbeginsel, de continuïteitsplicht (vermijden dat zijn beslissingen ingaan tegen de beslissingen van zijn voorganger) de hoorplicht, het motiveringsbeginsel, het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.
Tegen een injunctie staat geen hoger beroep open voor de tuchtoverheden (uitzondering paleisverbod zoals voorzien in artikel 473 Ger.W.) DE mogelijkheid tot beroep tegen het paleisverbod kan niet uitgebreid worden voor de overige injuncties. Wel staat willig beroep open, zijnde de mogelijkheid van de advocaat zich opnieuw tot de stafhouder te wenden die de injunctie heeft gegeven, met het verzoek zijn beslissing te heroverwegen, op welke gronden dan ook.
Het blijft omstreden in hoeverre een dergelijke maatregel kan afgetoetst bij de burgerlijke rechter (rechtbank van eerste aanleg) wegens schending EVRM. Eén en ander lijkt evident maar kan botsen tegen het principe van de beleidsvrijheid van het bestuur en de onafhankelijkheid van de balie ten aanzien van de rechter.
In de alhier besproken bijdrage gaat de auteur dieper in op dit injunctierecht.
Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek: Art. 473.
Wanneer het wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheid nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde, kan de stafhouder de bewarende maatregelen nemen die de voorzichtigheid eist en met name aan de advocaat verbieden het gerechtsgebouw te betreden gedurende ten hoogste drie maanden. Deze termijn kan op verzoek van de stafhouder worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de raad van de Orde, nadat de betrokken advocaat werd gehoord. De betrokken advocaat kan tegen het verbod het gerechtsgebouw te betreden en tegen de verlenging van de termijn ervan, beslissingen die bij voorraad uitvoerbaar zijn, beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep. Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de voorzitter van deze raad, die de raad onmiddellijk bijeenroept. De tuchtraad van beroep neemt een beslissing na de stafhouder en de betrokken advocaat te hebben gehoord.
DE