Het principiële uitgangspunt voor de bewijsvoering in handelszaken is hetzelfde als in andere rechtstakken: rechtsfeiten kunnen worden bewezen op elke voor de rechter aanvaardbare manier, voor het bewijs van rechtshandelingen moeten de eventueel daarvoor voorgeschreven regels worden nageleefd.
De fundamentele beginselen die voor elke bewijsvoering gelden, zijn ook op de bewijsvoering in handelszaken van toepassing. Dit is o.m. het geval voor de aanvoeringsplicht en de regeling van de bewijslast.
In dit werk wordt zeer precies ingegaan op de bewijsregeling in handelszaken.
De auteur gaat na welke bewijsregels uit het burgerlijke recht van toepassing zijn in handelszaken en welke verschillen er in de praktijk bestaan tussen beide bewijsstelsels.
Naast de typisch handelsrechtelijke documenten die dienen als bewijsmiddel (de boekhouding, de factuur) worden ook de bewijsmiddelen uit het vennootschapsrecht besproken. De zgn. 'moderne' bewijsmiddelen krijgen eveneens de nodige aandacht.
Dit overzichtswerk is weliswaar verouder door de nieuwe bewijswetgeving (infra) maar heeft nog steeds relevantie gezien de nieuwe bewijswetgeving het voorafgaande recht niet fundamenteel wijzigt.
Let wel deze rechtsleer dateert van voor de nieuwe wet van 15 april 2018 tot oprichting van de ondernemingsrechtbank met nieuwe uitgebreide bevoegdheden.
Door de wet van 15 april 2018 draagt de rechtbank van koophandel de naam ondernemingsrechtbank vanaf 01/11/2018. De "voorzitter in handelszaken" heet thans "voorzitter in ondernemingszaken". De term "rechter in handelszaken" wordt "rechter in ondernemingszaken".
Begrippen als “handelaar” en “daden van koophandel” verdwijnen om plaats te maken voor het ondernemingsbegrip.
Het wetboek van koophandel is zo goed als volledig opgeheven met een verhuis van de artikels naar het WER. (wetboek van economisch recht)
Voor meer informatie over de ondernemingsrechtbank en haar bevoegdheid klik hier.
Voor meer informatie over het ondernemingsbewijsrecht klik hier
Voor het begrip onderneming klik hier
De rechtsleer dient voor toepassing vandaag gelezen samen met voormelde recentere wetgeving.
Bovendien gaat dit werk de inwerkingtreding van het nieuwe bewijsrecht vooraf:
Nieuw bewijsrecht in burgerlijke zaken vanaf 1 november 2020
Wet 13 april 2019 Nieuw Burgerlijk wetboek Bewijs
Ilse Vogelaere, Nieuwe bewijsregels in burgerlijk recht vanaf 1 november 2020, De Juristenkrant, 390 29 mei 2019, pagina 3.
Uittreksel uit de wet
Art. 8.11. Bewijs door en tegen ondernemingen
§ 1. Bewijs kan tussen ondernemingen of tegen ondernemingen, zoals omschreven in artikel I.1, eerste lid van het Wetboek economisch recht worden geleverd door alle bewijsmiddelen, behalve in de uitzonderingen die vastgesteld zijn voor bijzondere gevallen.
De in het eerste lid opgelegde regel is niet van toepassing op de ondernemingen wanneer zij willen bewijzen tegen een partij die geen onderneming is. Partijen die geen onderneming zijn en die tegen een onderneming wensen te bewijzen, kunnen alle bewijsmiddelen gebruiken.
De in het eerste lid opgelegde regel is evenmin van toepassing op natuurlijke personen die een onderneming uitoefenen ter zake van het bewijs van rechtshandelingen die kennelijk vreemd zijn aan de onderneming.
§ 2. De boekhouding van een onderneming heeft slechts een wettelijke bewijswaarde tegen een andere onderneming indien de vermeldingen in de boekhouding van de onderscheiden partijen overeenstemmend zijn. In alle andere gevallen oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde van de boekhouding.
De boekhouding van een onderneming levert geen wettelijke bewijswaarde op tegen personen die geen onderneming zijn.
De boekhouding van een onderneming mag worden ingeroepen tegen deze onderneming. Deze boekhouding mag niet ten nadele van die onderneming worden gesplitst, behalve wanneer ze niet op regelmatige wijze gehouden is.
§ 3. De rechter kan op verzoek of ambtshalve in de loop van een geding overlegging bevelen van het geheel of van een gedeelte van de boekhouding van een onderneming betreffende het te onderzoeken geschil. De rechter kan daarbij maatregelen opleggen om de vertrouwelijkheid van de desbetreffende stukken te vrijwaren.
§ 4. Behoudens tegenbewijs, levert een door een onderneming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur tegen deze onderneming bewijs op van de aangevoerde rechtshandeling.
Het gebrek aan betwisting van een factuur door een persoon die geen onderneming is, kan niet worden beschouwd als een aanvaarding van die factuur, behalve wanneer deze afwezigheid van betwisting een omstandig stilzwijgen uitmaakt. De uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding van een factuur door een persoon die geen onderneming is, maakt een feitelijk vermoeden uit. Iedere overeenkomst die afwijkt van de regels in dit lid en afgesloten is voor het ontstaan van het geschil, is nietig.