Een onderscheid dient gemaakt tussen
I. provocatie van misdrijven door parket of poltiediensten die resulteert in onontvankjelijkheid van de strafvordering.
De provocatie van een misdrijf door de politie of een andere overheid is de handeling waarbij het voornemen om een misdrijf te plegen rechtstreeks is ontstaan of versterkt, of is bevestigd terwijl hij dit wilde beëindigen, door de tussenkomst van een politieambtenaar of van een derde handelend op het uitdrukkelijk verzoek van deze ambtenaar.
II. provocatie als strafverminderende verschoninigsgrond
De verschoningsgrond van uitlokking berust op de gedachte van de morele dwang die de dader ondergaan heeft op het ogenblik van de feiten. De zwaarwichtigheid van de gewelddaden wordt derhalve niet gemeten volgens hun materiële hevigheid, maar wel volgens de hevigheid van de reactie die zij veroorzaakt hebben. De zwaarte van de in art. 411 Sw. bedoelde gewelddaden moet dus subjectief beoordeeld worden (zie en vgl. Corr.Turnhout, 14 oktober 1961, R.W., 1961-1962,896).
De in art. 411 Sw. bedoelde uitlokking kan het gevolg zijn van geestelijke gewelddaden, voor zover het gaat om zware gewelddaden, waarvan ieder redelijke mens zo sterk onder de indruk kan komen dat hij zich bedreigd voelt, dat zijn veiligheid in gevaar komt en dat er in zijn hoofde een sterkere en diepere verontwaardiging rijst dan die als gevolg van lichamelijke gewelddaden (zie en vgl. Corr. Aarlen, 8 februari 1990, J.L.M.B., 1991, 1185).