De wet van 8 juni 2017 introduceerde in het Gerechtelijk Wetboek een reeks bepalingen (art. 1385quinquiesdecies tot en met 1385octiesdecies Ger.W.) die specifiek betrekking hebben op geschillen over foutloze aansprakelijkheid. Die bepalingen beogen vooral de gerechtelijke afhandeling van zulke schadevorderingen te versnellen. Ze vormen een uitzondering op klassieke procesregels die normaal voor vertraging zorgen, zoals de samenhang tussen burgerlijke en strafzaken of de gelijktijdige behandeling van hoofd- en tussenvorderingen.
1. Wat is foutloze aansprakelijkheid?
Bij foutloze of objectieve aansprakelijkheid wordt de schade niet gecompenseerd op basis van een fout van de schadeverwekker, maar op basis van zijn hoedanigheid (bv. bewaarder van een gebrekkige zaak, werkgever, uitbater van een risicovolle activiteit). Het slachtoffer moet enkel aantonen dat de schade binnen het toepassingsgebied van de betrokken aansprakelijkheidsregel valt.
Voorbeelden zijn:
-
de aansprakelijkheid van de bewaarder van een gebrekkige zaak (art. 1384, eerste lid BW),
-
de aansprakelijkheid bij burenhinder (art. 544 BW),
-
en wettelijke regelingen zoals bij arbeidsongevallen of de schade door gebrekkige producten.
2. Beperking van het toepassingsgebied
Het nieuwe hoofdstuk XXVI uit het Ger.W. is enkel van toepassing op vorderingen tot schadevergoeding op basis van volstrekt foutloze aansprakelijkheid. Zodra de aansprakelijkheid de beoordeling van een fout van een derde vereist – bijvoorbeeld bij aanstellersaansprakelijkheid of ouderlijke aansprakelijkheid – valt ze buiten dit hoofdstuk. Ook regelingen met een weerlegbaar vermoeden van fout worden uitgesloten.
3. Afwijking van “le criminel tient le civil en état”
Normaal wordt een burgerlijke vordering geschorst zolang een strafonderzoek naar dezelfde feiten loopt (art. 4 V.T.Sv.). De wet van 8 juni 2017 wijkt hiervan af: vorderingen gebaseerd op foutloze aansprakelijkheid worden niet geschorst zolang het strafonderzoek bezig is. Er is immers geen risico op tegenstrijdigheid, omdat de foutvraag niet aan de orde is. Dit versnelt de procedure aanzienlijk en respecteert tegelijk het recht op een beslissing binnen een redelijke termijn.
4. Loskoppeling van tussenvorderingen
Bij schadegevallen op basis van foutloze aansprakelijkheid komt het vaak voor dat andere partijen (bijv. mede-aansprakelijken, verzekeraars) tussenvorderingen instellen tot verdeling of vrijwaring. Dergelijke vorderingen kunnen de hoofdvordering ernstig vertragen.
De wet laat toe dat de hoofdvordering afzonderlijk wordt behandeld zodra die in staat van wijzen is, behoudens akkoord van partijen of als de rechter gemotiveerd beslist dat een gezamenlijke behandeling nodig is voor een goede rechtsbedeling. Zo wordt vermeden dat de slachtoffervergoedingsprocedure wordt ondergesneeuwd door complexe discussies tussen medeaansprakelijken.
5. Ook los van foutaansprakelijkheid
Soms beroepen partijen zich zowel op foutloze als op foutaansprakelijkheid. Die tweede grond kan aanleiding geven tot opschorting wanneer er een strafonderzoek loopt. De wet maakt het echter mogelijk om de foutloze aansprakelijkheidsvordering alvast afzonderlijk af te handelen. Dit voorkomt dat het slachtoffer moet wachten op de uitkomst van een strafprocedure waarin hij mogelijk geen partij is.
Conclusie
De wetgever heeft hiermee een belangrijk procesrechtelijk correctief ingevoerd: in plaats van de juridische fijnmazigheid van foutvragen te laten primeren, wordt in dit geval de vlotte vergoeding van het slachtoffer vooropgesteld. De bepalingen zijn tegelijk specifiek en flexibel: ze voorzien versnelling waar nodig, zonder de belangen van andere procespartijen te veronachtzamen. Voor de praktijk betekent dit vooral dat rechtbanken de autonomie van foutloze vorderingen actief kunnen (en moeten) bewaken, in het belang van een efficiënte rechtspleging.
Bij verdere uitwerking of toepassing op een concrete casus kan meer nuance vereist zijn, vooral bij de interpretatie van wat precies onder 'volstrekt foutloze aansprakelijkheid' valt.
Teneinde de procedures tot afhandeling van schade te bespoedigen werd aldus voorzien in bijzondere regels tot afhandeling van foutloze aansprakelijkheid.
Uittreksel uit het gerechtelijk wetboekGeschillen betreffende bepaalde vormen van foutloze aansprakelijkheid.
----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-06-08/09, art. 10, 152; Inwerkingtreding : 01-07-2017; Wet van 8 juni 2017 betreffende de coördinatie van het deskundigenonderzoek en de versnelling van de procedure in verband met bepaalde vormen van foutloze aansprakelijkheid, BS 21 juni 2017, p. 66.695>
Art. 1385quinquiesdecies. [
1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing in rechtsplegingen betreffende vorderingen tot schadevergoeding gegrond op foutloze aansprakelijkheid, met uitsluiting van de gevallen waar de vaststelling van deze aansprakelijkheid overigens de vaststelling van de fout van een derde vereist.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-06-08/09, art. 11, 152; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art. 1385sexiesdecies. [
1 In afwijking van artikel 4, eerste lid, tweede zin, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wordt de vordering bedoeld in artikel 1385quinquiesdecies, niet geschorst gedurende de loop van een strafvordering die geheel of gedeeltelijk op dezelfde feiten is gegrond.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-06-08/09, art. 12, 152; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Een afzonderlijke behandeling van de hoofdvordering op grond van een foutloze aansprakelijkheid wordt de regel: Art. 1385septiesdecies. . [
1 § 1. Indien een tegenvordering, een vordering tot tussenkomst, een vordering tot vrijwaring of enige andere tussenvordering wordt ingesteld, wordt over de vordering bedoeld in artikel 1385quinquiesdecies uitspraak gedaan zodra deze in staat van wijzen is, tenzij akkoord van de partijen of indien de rechter, op verzoek van een partij, op gemotiveerde wijze vaststelt dat de gezamenlijke behandeling van deze vordering en van één of sommige van de tussenvorderingen noodzakelijk is voor de goede rechtsbedeling.
§ 2. Het verzoekschrift met het oog op de gezamenlijke behandeling van de vorderingen, bedoeld in paragraaf 1, wordt neergelegd ter inleidende zitting of later neergelegd ter griffie, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Tenzij deze vraag werd behandeld op de inleidende zitting of verdaagd naar een nabije datum opdat erover wordt gepleit overeenkomstig artikel 735, brengt de griffier het verzoekschrift bij gewone brief ter kennis van de partijen en, in voorkomend geval, aan hun advocaat, en bij gerechtsbrief aan de niet verschenen partij. Deze partijen kunnen, binnen vijftien dagen na deze verzending, op dezelfde wijze hun opmerkingen ter griffie neerleggen.
Binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in het tweede lid, doet de rechter uitspraak op stukken door middel van een beschikking. In voorkomend geval bepaalt hij de termijnen om conclusie te nemen, of een syntheseconclusie moet worden genomen en wijzigt zo nodig de rechtsdag.
De conclusies die ter griffie zijn neergelegd of aan de andere partij gezonden na het verstrijken van de termijnen bedoeld in het derde lid, worden ambtshalve uit de debatten geweerd, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen. Op de rechtsdag kan de meest gerede partij een op tegenspraak gewezen vonnis vorderen.
Tegen deze beschikking staat geen enkel rechtsmiddel open.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-06-08/09, art. 13, 152; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art. 1385octiesdecies.[
1 Indien de vordering gegrond is op meer middelen dan enkel de foutloze aansprakelijkheid bedoeld in artikel 1385quinquiesdecies, doet de rechter op verzoek van een partij uitspraak over de vordering als deze in staat van wijzen is voor wat betreft dit laatste middel, ongeacht of de vordering wordt opgeschort voor zover zij op andere middelen is gebaseerd of niet, zelfs al is de vordering niet in staat van wijzen voor wat betreft de andere door die partij aangevoerde middelen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-06-08/09, art. 14, 152; Inwerkingtreding : 01-07-2017
Heel wat procedures zijn gesteund op zowel foutansprakelijkheid als foutloze aansprakelijkheid. Voorheen kon dit leiden tot pijnlijke situaties waarbij slachtoffers al te lang op vergoeding dienden te wachten doordat eerst alle aspecten van de fouten in het kader van de strafprocedures dienden afgehandeld te worden alvorens er over vergoeding (ook al was die voor een belangrijk deel op foutloze aansprakelijkheidsgrond gesteund) kon geoordeeld. De eindeloze vertraging naar aanleiding van de airshowramp in Oostende in 1997 en de gasramp in Gellingen in 2004 resulteerde in aanpassing van art. 4 voorafg. titel WsV en de invoeging van art.
Art. 1385quinquiesdecies. Gerechtelijk wetboek, zodat de vergoeding gesteund op foutloze ansprakelijkheid niet meer diende te wachten op de afhandeling van de foutaansprakelijkheid.