Bij artikel 37 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (BS 19 februari 2016) werd artikel 8 van de probatiewet van 29 juni 1964 gewijzigd. Overeenkomstig de actuele regeling voorzien in artikel 8, § 1, derde lid (van toepassing sinds 29 februari 2016) kan de tenuitvoerlegging van de veroordeling tot een vervangende straf in geen enkel geval worden uitgesteld.
In artikel 8, §1 zoals van toepassing tot 29 februari 2016 was de mogelijkheid tot het verlenen van uitstel van de tenuitvoerlegging voor vervangende straffen of een gedeelte ervan uitdrukkelijk voorzien.
De nieuwe regeling waarbij het uitstel van tenuitvoerlegging voor vervangende straffen wordt afgeschaft dient te worden beschouwd als een strengere strafbepaling die in toepassing van artikel 2 Sw., artikel 7 EVRM en artikel 15 BUPO geen retroactieve werking kan kennen. Deze uitsluiting van het uitstel dient aldus niet te worden toegepast op feiten die gepleegd werden en voltooid zijn voor 29 februari 2016.
Deze geldboete wordt deels effectief opgelegd teneinde de straf ook een onmiddellijk voelbaar effect te verlenen, rekening houdende met de door de beklaagde aangevoerde elementen over zijn sociale toestand en diens financiële draagkracht.
(Hof van Beroep Gent 20/09/2016, 2015/NT/706, juridat)