Advocaten, magistraten en griffiers plegen het recht in lange zwarte gewaden, met witte bef en van zijden omslag voorziene brede mouwen. Vanwaar en waartoe deze mysterieuze kledij?
De rode toga’s van het Hof van Beroep en het Hof van Cassatie vinden hun oorsprong bij de ancien regime vorsten, die bij de opening van de rechtbanken aan de magistraten een kostuum gaven, dat gelijkenis vertoonde met het hunne. Dit gebruik veruitwendigde aldus de justitie als deel van de koninklijke macht. Deze rode toga’s worden enkel tijdens plechtigheden en in het hof van assisen gedragen. Hun hoofddeksel heet een baret of toque met onderscheidend boordsel.
Tijdens de gewone zittingen van de hoven en rechtbanken dragen de magistraten de zwarte toga. Het rood is de symbolische kleur van de (openbare) macht. Het is de actieve kleur van de gezagsdrager. De ceremoniële koningsblauwe toga van de leden van het Grondwettelijk Hof symboliseert de waarheid en de vrede.
Een lang gewaad is van in de oudheid een symbool van waardigheid, onafhankelijkheid en vrijheid. Zo werd de Romeinse toga boven de tunica gedragen door vrije mannen buitenshuis en in het openbaar als kenmerk van het Romeinse burgerschap. Het woord toga betekent bedekking. De toga wordt ook heden boven de normale burgerkleding gedragen. De Romeinse toga was geen handig kledingstuk.
Het bestond uit een geweven lap wol die gedrapeerd werd op het lichaam. Van in het begin van onze tijdrekening raakte de toga evenwel in onbruik. Hij werd vereenvoudigd tot een gemakkelijke open mantel. Het lange kleed met hierop een open mantel of stola werd tijdens de Romeinse Republiek en in de vroege Middeleeuwen de kledij werd van de vooraanstaande burgers, de intellectuelen en de clerus. In de vroege Middeleeuwen droegen Europese en moslimprofessoren die lange kleurige kledij net als de clerici. Vaak waren deze professoren ook geestelijken. Recht werd toen gesproken door de clerus of aan of namens de koninklijke Hoven. De kledij die er gedragen werd, was Paaps of des Konings.
In de steden en op het platteland werd het recht gesproken door schepenen of door voormannen of edelen op de vierschaar. Hun macht om recht te spreken was hun verleend in privileges door Keizer, Koning of Graaf waarbij hun kledij een kopie was van deze machtsdragers. Vanaf de 17de eeuw wordt deze kledij opnieuw toga geheten. Zij wordt afgeschaft tijdens de Franse Revolutie.
Met Napoleon start in 1802 het grote beschrijf van het recht. Het napoleontische regime biedt niet alleen de wetboeken maar voorziet bovendien in decreten waarin de kledij van het recht gedetailleerd wordt beschreven. Dat de toga vandaag verspreid is over heel de wereld in bijna steeds dezelfde vorm, is te wijten aan deze napoleontische regelgeving, die overal ter wereld ofwel werd geëxporteerd of gekopieerd.
De ambtskledij werd zowel professioneel als in de privésfeer gedragen. De kledij voor de magistraten bestond in het decreet van Napoleon van 1802 uit twee delen, zijnde het zwarte sleepkleed (simarre) en het zwarte of voor de hoogste magistraten rode bovenkleed of tabberd (toge). De sleep werd opgerold en aan de binnenkant van de toga aan een lint bevestigd ter hoogte van een uitsnijding aan de rechtermouw. Deze sleep werd losgemaakt op ceremoniële gelegenheden om de drager ervan toe te laten zich plechtstatig te bewegen door de zittingszalen.
In 1832 werd deze kledij in ons land overgenomen bij KB. Zonder tussenkomst van de wetgever raakte de tweestuks soutane geleidelijk in onbruik ten voordele van de ééndelige toga.
Tegenover de rechtbank worden de rechtsonderhorigen bijgestaan door hun advocaat. Teneinde zijn onafhankelijkheid en gelijkheid aan te tonen tav de magistratuur, draagt hij hetzelfde kleed, weze het zonder zijden opslagen. De griffiers zijn niet de klerken van de magistraten. Zij hebben een eigen taakomschrijving. Ten teken van deze onafhankelijkheid dragen de griffiers hetzelfde kleed als de magistraten. Aldus symboliseert vandaag de toga niet meer de verbondenheid van de magistratuur met de koninklijke justitiële macht. Het kleed is een symbool geworden van gelijkheid, universaliteit en uniformiteit.
Aan de hals wordt een geplisseerde hangende bef van wit batist boven de toga gedragen. Voorheen werd deze bef om de hals bevestigd. Vandaag de dag bestaat in België de bef uit een dubbele strook, die met een klein knoopje aan de binnenkant van de toga wordt vastgemaakt. De bef werd in de 16de en 17de eeuw in de gewone klederdracht door zowel mannen als vrouwen gedragen.
Ze had soms de vorm van een kraag die sterk gesteven in de nek omhoog stond, soms lag de bef of bavette plat rondom de nek, de schouders bedekkend, zij werd ook de slab geheten die om de hals smal gedragen werd en op de borst een plat stuk vormde. Op het einde van de 17de eeuw werd de bef in de burgerkleding vervangen door de strik die in allerlei kunstige knopen werd gevormd om uiteindelijk te worden wat de das in de herenkleding vandaag geworden is.
Op de linkerschouder van de toga dragen de licentiaten en doctors in de rechten een schouderversiering die de epitoga geheten wordt. De epitoga bestaat uit een stuk in het midden gefronselde zwarte wollen stof, aan de uiteinden geboord met witte pels, die op de borst en de rug neer hangt. De stukjes bont aan de uiteinden van de epitoga waren oorspronkelijk van witte hermelijn. Geleidelijk werd de hermelijn vervangen door het wit konijn. De dag van vandaag draagt de milieubewuste en diervriendelijke advocaat of magistraat enkel het synthetisch bont. Aan de balie van Parijs worden de epitoga zonder bont gedragen.
De epitoga symboliseert de universitaire graad (de kandidaturen en de licenties). De professoren die doctors in de rechten zijn hebben het recht om drie pelsenstrookjes te dragen bij ceremoniën aan de universiteiten.
De epitoga wordt aan de linkerschouder bevestigd aan een rond schouderkussen, chaperon of kaproen geheten. Deze benaming verwijst naar de oorsprong van de epitoga. De kaproen was een middeleeuwse hoofdbedekking voor mannen en vrouwen in de vorm van een kap die het gezicht grotendeels omsloot met lange afhangende schouderbedekking, ofwel op de rug ofwel langs beide zijden van de kap. In de latere Middeleeuwen werd de kaproen op de schouder gedragen en zelfs aan de schouder vastgenaaid.
De lengte van de uiteinden van de kaproen gaven de waardigheid van de drager aan. De epitoga is als het ware een vereenvoudigde gestileerde kaproen.
Advocaten, advocaten-stagiairs, leden van de orde van advocaten, stafhouders en ereadvocaten dragen allen dezelfde toga zonder onderscheidingstekens. In tegenstelling tot hun confraters in Frankrijk mogen advocaten in België op hun toga geen decoraties dragen. De traditie staat toe dat de toga door toekomstige stagiairs kan gedragen worden tijdens de eedaflegging. Ereadvocaten mogen de toga enkel tijdens ceremonies van de balie dragen. Een advocaat die geschorst is, verliest tijdens de schorsing het recht de toga te dragen. Wie onrechtmatig de toga draagt, stelt zich bloot aan strafvervolging.
De advocaten hebben het recht en de plicht de toga te dragen om te pleiten voor alle rechtsmachten met uitzondering van de zittingen van de Vrederechters of Politierechters die zetelen buiten het gerechtsgebouw van de rechtbank van eerste aanleg alwaar gedoogd wordt om ook zonder toga te pleiten. De toga wordt niet gedragen voor de arbiters in arbitrages en niet voor de administratieve commissies en rechtscolleges maar wel voor de Raad van State en het Grondwettelijk Hof.
De toga wordt bovendien door de advocaten gedragen bij verschijningen in raadkamer, wanneer zij een bezoek brengen aan het parket, de magistraten van de zetel, de onderzoeksrechter of aan de stafhouder.
Wanneer de raad van de orde (en de raden van beroep) tuchtzaken behandelt, zetelt zij in toga. Wanneer de advocaat voor de tuchtraad dient de verschijnen draagt hij geen toga, doch zijn advocaat wel. Indien de advocaat als partij of getuige in een geding optreedt verschijnt hij zonder toga.
De toga wordt in de kleedkamer aangetrokken en kan er in kastjes worden achtergelaten. De drager van de toga heeft steeds voorrang (lift, toegangsdeur tot zittingszaal griffie) Alle advocaten zijn gelijk. Buiten het paleis wordt de toga niet gedragen. Advocaten dragen dus in tegenstelling tot voorheen geen toga op hun kantoor en ook niet op de openbare weg. Te Brussel en Antwerpen wordt evenwel toegestaan dat verplaatsingen tussen de hoofd- en bijgebouwen in toga geschieden.
Door de zeer wijde verspreiding en invloed van de Napoleontische wetgeving waarin de toga minutieus werd beschreven is het niet verwonderlijk dat de toga overal ter wereld een zeer grote gelijkenis heeft. Toch zijn er kleine verschillen. Zo heeft de Duitse toga een open kraag en zijn in Kongo de epitoga door Mobutu destijds vervangen door stroken luipaardvel.
Wanneer een advocaat voor een internationaal rechtscollege of voor een buitenlands rechtscollege verschijnt dan draagt hij zijn eigen Belgische toga, zoals de buitenlandse advocaten in België hun toga dragen.
In de loop der jaren zijn de toga’s beduidend korter geworden. Sinds de jaren 1980 wordt de toga in de regel op kniehoogte gedragen, in plaats van de vroegere enkeldracht. Ook de brede mouwen, die de argumenten meer kracht moeten bijzetten, zijn om praktische redenen smaller geworden.
Alhoewel het KB van 1968 formeel stelt dat de advocatentoga van wollen stof dient te zijn, worden de toga’s meestal gemaakt in kreukvrije vezels net als de magistratentoga’s waarvoor het KB van 1970 geen wollen weefsel meer had voorzien. Toga’s moeten nu immers bestand zijn tegen kreuken in autokoffers of boekentassen. Aldus zijn er zomer- en wintertoga’s, al dan niet gevoerd, al dan niet met zakken of openingen naar de zakken van de onderkleding. Er zijn herentoga’s en damestoga’s met borstneepjes en omgekeerde knopenrij.
Oudere advocaten dragen vaak tot op den draad versleten toga’s. Dit gebruik wijst noch op gierigheid of slordige chique, noch op pronkzucht met jaren ervaring, maar wel op een hardnekkig bijgeloof van de advocaten te sterven kort na aanschaf van een derde toga.
Bij koninklijk besluit van 25 april 2007 werd de ambtskledij bepaald van de leden van de raad en van de griffie van de raad voor vreemdelingen betwistingen. De leden van deze raad gedragen op de gewone zitting in de zelfde zwarte toga als de leden van de raad van state. op de plechtige zittingen en ceremonies en dragen ze dezelfde toga en baret als de leden van de raad van state met uitzondering van de opslagen, kraag en mouwranden die van zwarte zijde zijn en waarbij de opslagen van de toga van de eerste voorzitter met wit kunstbont is belegd.