De zijdelingse vordering is het middel aan een schuldeiser verleend wanneer deze geconfronteerd wordt met een schuldenaar die nalaat zijn vorderingsrecht uit te oefenen, waardoor het vermogen van de schuldenaar verkleint en er minder rechten tot uitvoering ontstaan. Om hieraan te verhelpen kan dan de schuldeiser van de schuldenaar het recht van zijn schuldenaar zelf in handen te nemen.
Voorwaarden:
• belang
• zekere en eisbare schuld
• “stilzitten van de debiteur” (H. De Page, Traité élémentaire de droit civil Belge, III, Brussel, Bruylant, 1967, 215).
Toepassingen:
• Alle vorderingen tegen particulieren en rechtspersonen
• Dus ook tegen vennootschappen (zie onder meer art. 199 W.Venn die een vordering aan de schuldeisers toekent om een vordering (tot storting van de inbreng) tegen de vennoten in te stellen.
• Ook ten aanzien van vennootschappen in vereffening
• Zelfs teneinde loutere bewarende maatregelen te nemen
• Niet in het kader van het faillissement
Een schuldeiser kan door middel van een zijdelingse vordering niet aan de regels van de samenloop, in het bijzonder de paritas creditorum (art. 8 Hyp.W.), ontsnappen.
wettelijke bron: artikel 1166 oud BW
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.242. Zijdelingse vordering
Bij stilzitten van de schuldenaar kan de schuldeiser die over een zekere en opeisbare schuldvordering beschikt alle rechten en vorderingen van de schuldenaar, in diens naam en voor diens rekening, uitoefenen, met uitzondering van die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn.”