Ingevolge de nieuwe echtscheidingswet in voege vanaf 1 september 2007 zijn de de uitkeringen na echtscheiding in principe wijzigbaar in geval van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen (art. 301 § 7 eerste lid B.W. nieuw).
Een wijziging of herziening van de voorwaarden EOT, echtscheiding onderlinge toestemming was voorheen slechts mogelijk wat de kinderen betreft en dit ingevolge de wijzigingen die aan artikel 1288,4° Gerechtelijk wetboek werden aangebracht door de wetten van 30 juni 1994 en van 20 mei 1997.
De voorwaarden van EOT kon in andere omstandigheden niet gewijzigd worden, zelfs niet op basis van nieuwe omstandigheden die de partijen bij het sluiten van de overeenkomst niet hadden voorzien en die de overeenkomst voor de schuldenaar aanzienlijk moeilijker maken (vb. vermindering van inkomsten).
Hiervan kon enkel afgeweken worden wanneer de uitvoering van de overeenkomst onmogelijk wordt of wanneer de partijen in de de mogelijkheid van herziening hebben voorzien. Zie in die zin, Cass. 20/04/2006, RABG, 2007/3, p. 143.
Wanneer partijen in hun overeenkomst voorafgaand aan de echtscheiding door onderlinge toestemming een herzieningsclausule voorzien die bepaalt dat elke, zelfs voorzienbare, wijziging of evolutie van de feitelijke toestand aanleiding kan geven tot een herziening van de onderhoudsbijdrage voor de kinderen kan er geen verhoging worden toegestaan op loutere voorlegging van de berekeningswijze Renard die in een hoger bedrag zou voorzien, wanneer er in concreto geen stukken werden voorgelegd die een verhoging van de kosten voor de kinderen aantonen.
Geheime afspraken tussen de echtgenoten tijdens de echtscheidingsprocedure door onderlinge toestemming, met miskenning van de strikte regels tot wijziging van de aan de procedure voorafgaande overeenkomsten (Art. 1293 Ger.W.), zijn absoluut nietig en komen derhalve niet voor bevestiging in aanmerking, ook niet nadat de echtscheiding definitief is.
Er anders over oordelen zou een schending uitmaken van de artikelen 1134 B.W. en 1288, lid 1, 3° Ger. W.. (Cass. 07/12/2006).