Wettelijk concubinaat
Bron: TITEL Vbis. van het Burgerlijk wetboek ingevoegd bij wet van 1998, Inwerkingtreding : 01-01-2000, art. 1475 en volgende BW:
Definitie
Onder "wettelijke samenwoning" wordt verstaan de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring hebben afgelegd zoals hierna verder bepaald.
Voorwaarden
Om een verklaring van wettelijke samenwoning te kunnen afleggen, moeten beide partijen voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° niet verbonden zijn door een huwelijk of door een andere wettelijke samenwoning;
2° bekwaam zijn om contracten aan te gaan overeenkomstig de artikelen 1123 en 1124.
De samenwonenden kunnen dus zowel partners zijn van het zelfde als van verschillend geslacht. Bovendien geldt de samenwoonst niet enkel voor personen die een partnerrelatie hebben in de enge betekenis van het woord, maar kan deze samenwoningsovereenkomst ook aangegaan worden tussen familieleden of derden die om louter praktische redenen wensen samen te wonen (vb. moeder en dochter).
Vorm en inhoud van de verklaring
Een verklaring van wettelijke samenwoning wordt afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats.
Dat geschrift bevat de volgende gegevens :
1° de datum van de verklaring;
2° de naam, de voornamen, de plaats en de datum van geboorte en de handtekening van beide partijen;
3° de gemeenschappelijke woonplaats;
4° de vermelding van de wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen;
5° de vermelding dat beide partijen vooraf kennis hebben genomen van de inhoud van de artikelen 1475 tot 1479;
6° in voorkomend geval, de vermelding van de overeenkomst die is bedoeld in artikel 1478, die de partijen hebben gesloten.
De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat na of beide partijen voldoen aan de wettelijke voorwaarden inzake de wettelijke samenwoning en maakt in voorkomend geval melding van de verklaring in het bevolkingsregister.
Aanvang van de samenwoning
De wettelijke samenwoning neemt aanvang op het ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaring in ontvangst te neemt en dus niet vanaf de geschreven verklaring van de partijen waarin zij de wil uitdrukken om samen te wonen. Zie Cour d'appel de Bruxelles, 27 juni 2008 tijdschrift voor familierecht 2009/4 pagina's 70 met noot.
Beëindiging van de wettelijke samenwoning
De wettelijke samenwoning houdt op wanneer een van de partijen in het huwelijk treedt of overlijdt, of wanneer er een einde aan wordt gemaakt overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf.
De wettelijke samenwoning kan worden beëindigd hetzij in onderlinge overeenstemming door de samenwonenden, hetzij eenzijdig door een van de samenwonenden door middel van een schriftelijke verklaring die tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals bepaald in het volgende lid. Dit geschrift bevat de volgende gegevens :
1° de datum van de verklaring;
2° de naam, de voornamen, de plaats en de datum van geboorte van beide partijen en de handtekening van beide partijen of van de partij die de verklaring aflegt;
3° de woonplaats van beide partijen;
4° de vermelding van de wil de wettelijke samenwoning te beëindigen.
De verklaring van de beëindiging in onderlinge overeenstemming wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van beide partijen of, indien de partijen geen woonplaats hebben in dezelfde gemeente, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van één van hen. In dat geval geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis van de beëindiging binnen acht dagen bij aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van de andere partij.
De eenzijdige verklaring van de beëindiging wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van beide partijen of, indien de partijen geen woonplaats hebben in dezelfde gemeente, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van de partij die de verklaring aflegt. De ambtenaar van de burgerlijke stand betekent binnen acht dagen de beëindiging bij gerechtsdeurwaardersexploot aan de andere partij en in voorkomend geval geeft hij er kennis van bij aangetekende brief binnen dezelfde termijn aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van de andere partij.
In elk geval moeten de kosten van de betekening en de kennisgeving vooraf worden betaald door hen die de verklaring afleggen.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt melding van de beëindiging van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister.
Rechten en plichten bij de wettelijke samenwoonst
De ene samenwonende kan zonder de instemming van de andere niet onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over de rechten die hij bezit op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat goed met hypotheek bezwaren.
Hij kan zonder die instemming evenmin onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over het huisraad dat aanwezig is in het goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat huisraad in pand geven.
Indien de samenwonende wiens instemming vereist is, deze zonder gewichtige redenen weigert, kan de andere samenwonende zich door de rechtbank van eerste aanleg, en, in spoedeisende gevallen, door de voorzitter van die rechtbank, laten machtigen om de handelingen alleen te verrichten.
Het recht op de huur van het onroerend goed dat een der samenwonenden gehuurd heeft, zelfs voor de wettelijke samenwoonst, en dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste woning dient, behoort aan beide samenwonenden gezamenlijk, niettegenstaande enige hiermede strijdige overeenkomst.
De opzeggingen, kennisgevingen en exploten betreffende die huur moeten gezonden of betekend worden aan elk der samenwonenden afzonderlijk of uitgaan van beide samenwonenden gezamenlijk.
(Elk van de samenwonenden kan evenwel de nietigheid van deze documenten, die aan de andere samenwonende worden toegezonden of van deze laatste uitgaan, slechts inroepen indien de verhuurder kennis heeft van hun wettelijke samenwoonst
Elk geschil tussen de samenwonenden omtrent de uitoefening van dat recht wordt beslist door de vrederechter.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op handelshuurovereenkomsten, noch op pachtcontracten.
Is een der samenwonenden afwezig, onbekwaam verklaard of in de onmogelijkheid zijn wil te kennen te geven, dan kan de andere samenwonende zich door de rechtbank van eerste aanleg laten machtigen om onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over de rechten die hij bezit op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, of om het goed met hypotheek te mogen bezwaren.
Is een der samenwonenden afwezig, onbekwaam verklaard of in de onmogelijkheid zijn wil te kennen te geven, dan kan de andere samenwonende zich door de rechtbank van eerste aanleg laten machtigen om zonder die instemming onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over het huisraad dat aanwezig is in het goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, of om die huisraad in pand te geven.
Op verzoek van de andere samenwonende en onverminderd de toekenning van schadevergoeding, kunnen de handelingen die in strijd met de vorige bepalingen werden verricht door een samenwonende worden nietig verklaard :
De wettelijk samenwonenden dragen bij in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden.
Iedere schuld die door een der wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, verbindt de andere samenwonende hoofdelijk. Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van de samenwonenden, buitensporig zijn.
Elk van de wettelijk samenwonenden behoudt de goederen waarvan hij de eigendom kan bewijzen, de inkomsten uit deze goederen en de opbrengsten uit arbeid.
De goederen waarvan geen van beide wettelijk samenwonenden de eigendom kan bewijzen en de inkomsten daarvan worden geacht in onverdeeldheid te zijn.
Indien de overlevende wettelijk samenwonende een erfgenaam is van de vooroverledene, wordt de in het vorige lid bedoelde onverdeeldheid ten aanzien van de erfgenamen met voorbehouden erfdeel als een schenking beschouwd, behoudens tegenbewijs.
Voorts regelen de samenwonenden hun wettelijke samenwoning naar goeddunken door middel van een overeenkomst, voor zover deze geen beding bevat dat strijdig is met artikel 1477, met de openbare orde of de goede zeden, noch met de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij, noch met de regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen. Die overeenkomst wordt in authentieke vorm verleden voor de notaris en wordt vermeld in het bevolkingsregister.
De bijdrageverplichting
De lasten van het wettelijk samenleven omvatten de kosten in verband met de organisatie en de werking van het dagelijkse samenleven, waaronder de huisvestingskosten van het gezin.
Concreet betreffen de kosten van de samenleving al wat nodig is voor het dagelijkse (samen)leven, lees de gebruikelijke kosten of lasten die gemaakt worden ten behoeve van de gezamenlijke huishouding en het welzijn van het gezin. Eén en ander is niet beperkt tot het strikt noodzakelijke. De bijdrageverplichting in de wettelijke samenleving strekt zich ook uit tot de kosten die bijdragen tot het algemene welzijn van het gezin, zoals de niet alleen de kosten van huisvesting, nutsvoorzieningen, en onderhoud, verfraaiing en verbetering van de woning, fiscale verplichtingen verbonden aan de woning , verzekeringen, internet, voeding, vrijetijdsbesteding, kleding, geneeskundige verzorging en opvoeding van de kinderen die in het gezin opgroeien.
De regeling inzake lasten van de samenleving (1477 BW §3 loopt aldus gelijk met de bijdrageverplichting tussen gehuwden vervat in artikel 221 oud BW .
Art. 1477 BW stelt:
§ 1. De bepalingen van dit artikel die de rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de wettelijk samenwonenden regelen, zijn van toepassing door het enkele feit van de wettelijke samenwoning.
§ 2. De artikelen 215, 220, § 1, en 224, § 1, 1, zijn van overeenkomstige toepassing op de wettelijke samenwoning.
§ 3. De wettelijk samenwonenden dragen bij in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden.
§ 4. Iedere schuld die door een der wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, verbindt de andere samenwonende hoofdelijk. Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van de samenwonenden, buitensporig zijn.
§ 5. De langstlevende wettelijk samenwonende is gehouden tot de verplichting gesteld in artikel 203, § 1, ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden wettelijk samenwonende van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij krachtens artikel 745octies, § 1, heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij schenking, testament of in de in artikel 1478 bedoelde overeenkomst.
Deze verplichting vervalt ten aanzien van het kind dat onwaardig is om van de vooroverleden wettelijk samenwonende te erven. De rechter schort zijn uitspraak op tot de beslissing die tot onwaardigheid leidt in kracht van gewijsde is getreden.
TITEL Vbis BW. van het BW voorziet verder in de wettelijke bepalingen van de wettelijke samenleving.
Tussenkomst van de familierechtbank bij verstoorde verstandhouding
Indien de verstandhouding tussen de wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is, beveelt de familierechtbank, op verzoek van één van de partijen, de dringende en voorlopige maatregelen betreffende het betrekken van de gemeenschappelijke verblijfplaats, betreffende de persoon en de goederen van de samenwonenden en van de kinderen alsmede betreffende de wettelijke en contractuele verplichtingen van beide samenwonenden.
De familierechtbank bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die hij oplegt. Hoe dan ook vervallen die maatregelen op de dag dat de wettelijke samenwoning, zoals bedoeld in artikel 1476, § 2, zesde lid, wordt beëindigd.
Na de beëindiging van de wettelijke samenwoning en voor zover de vordering binnen drie maanden na die beëindiging is ingesteld, gelast de familierechtbank de dringende en voorlopige maatregelen die ingevolge de beëindiging gerechtvaardigd zijn. De familierechtbank bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die hij oplegt. Die geldigheidsduur mag niet langer dan één jaar bedragen.
De rechter beschikt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1253ter tot 1253octies van het Gerechtelijk Wetboek.
(Indien een wettelijk samenwonende zich tegenover de andere schuldig gemaakt heeft aan een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, zal deze laatste behalve bij uitzonderlijke omstandigheden het genot van de gemeenschappelijke verblijfplaats toegewezen krijgen indien hij daarom verzoekt.)