Samenvatting
Sinds 1 september 2019 gelden er voor minderjarigen met gezinsverblijfplaats in het Vlaams Gewest nieuwe regels over de aanpak van jeugdcriminaliteit, uitgewerkt in de decreten van 15 februari 2019 (BS 26 april 2019) en 24 september 2019 (BS 1 oktober 2019)
Aldus wordt jeugdbescherming een ‘jeugddelinquentierecht’. De maatregelen zijn niet langer maatregelen van opvoeding, behoeding en bewaring meer maar een ‘reactie op het jeugddelict' (art. 2, 17° en 16, § 1 Decr. 15 februari 2019).
De nadruk komt aldus te liggen op de ernst van het jeugddelict, en minder op de persoonlijkheid en leefsituatie van de minderjarige.
Niet alle toepasselijke regels over minderjarige delict - plegers zijn in de nieuwe decreten ondergebracht. Heel wat bepalingen van de Jeugdbeschermingswet (JBW) van 8 april 1965 blijven nog van toepassing, al dan niet met wijzigingen.
De Jeugdbeschermingswet blijft een belangrijke aanvullende rechtsbron. Deze wet blijft immers de ‘restbevoegdheden’ bevatten van de federale overheid na de zesde staatshervorming (Bijz. wet 6 januari 2014, BS 31 januari 2014), zoals onder meer: het administratief sanctierecht voor minderjarigen ouder dan 14 jaar; de bestraffing van verkeersdelicten voor de politierechtbank vanaf 16 jaar en de rechtspleging voor de jeugdgerechten.
De jeugdrechter neemt niet langer maatregelen maar geeft reacties voor een bepaalde duur met opgave van een maximumduur.
De jeugdrechter dient een ‘reactie’ op het jeugddelict te bepalen in functie van zes criteria, in een vaste, bepaalde volgorde:
1) de ernst van de feiten, de schade en de gevolgen voor het slachtoffer;
2) de persoonlijkheid en maturiteit van de minderjarige;
3) recidive of het risico op recidive;
4) de veiligheid van de maatschappij;
5) de leefomgeving van de minderjarige; en
6) de veiligheid van de minderjarige.
De jeugdrechter is gebonden door quota’s en wachtlijsten van instellingen.
Gemeenschapsinstellingen en detentiecentra zijn alleen verplicht minderjarigen op te nemen voor zover hun vastgelegde maximumcapaciteit niet is overschreden (art. 40 en 41 Decr. 15 februari 2019).
Voor plaatsing in een gemeenschapsinstelling moet de jeugdrechter voorafgaande toelating bekomen van het ‘centraal aanmeldpunt’, een instantie van de Vlaamse overheid die de instroom in instellingen regelt, volgens een bepaal - de ‘matrix’ (art. 10 B.Vl.Reg. 5 april 2019, BS 3 juli 2019).
De procedure verloopt in 3 fasen
1. De voorbereidende fase
2. De procedure ten gronde
3. De uitvoeringsfase
De voorbereidende fase start door een vordering van het openbaar ministerie en strekt bij aanwijzingen van schuld tot het nemen van een maatregel door de jeugdrechter onder toezicht van de sociale dienst, zonder zich uit te spreken over de schuldvraag. In dit kader oordeelt de jeugdrechter over de opportuniteit van verdere tussenkomst. In bevestigend geval hoort de jeugdrechter de minderjarige in kabinet (zoals een onderzoeksrechter) na het horen van de minderjarige, zijn advocaat en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken..
De jeugdrechter kan, in voorkomend geval op cumulatieve wijze, in opgaande graad van het ingrijpende karakter van de maatregel en altijd in combinatie met een ondertoezichtstelling door de sociale dienst, de volgende maatregelen opleggen:
1° een positief project van ten hoogste zestig uur;
2° een ambulante maatregel;
3° voorwaarden;
4° de minderjarige verdachte toevertrouwen aan een afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor personen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit decreet, voor een gesloten oriëntatie van maximaal een maand;
5° de minderjarige verdachte toevertrouwen aan een afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor personen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit decreet, voor een gesloten begeleiding van maximaal drie maanden opeenvolgend.
De jeugdrechter kan aan de minderjarige verdachte een herstelrechtelijk aanbod van bemiddeling of herstelgericht groepsoverleg doen als vermeld in artikel 20, § 1, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° er bestaan voldoende ernstige aanwijzingen dat verder onderzoek noodzakelijk is;
2° de minderjarige verdachte ontkent het jeugddelict niet;
3° een slachtoffer is geïdentificeerd.
De jeugdrechter stelt de betrokken personen schriftelijk voor om deel te nemen aan een bemiddeling of herstelgericht groepsoverleg.
Bemiddeling of herstelgericht groepsoverleg kunnen alleen worden toegepast als alle personen die eraan deelnemen, er uitdrukkelijk en zonder voorbehoud mee instemmen en dat blijven doen zolang de bemiddeling of het herstelgericht groepsoverleg duurt.
Na de voorbereidende fase, die principieel niet langer dan 6 maand mag duren, kan de procedure ten gronde starten.
De jeugdrechtbank neemt kennis van de dagvaarding van het openbaar ministerie, vermeld in artikel 14.
Als de zaak van een persoon die voor de leeftijd van achttien jaar een jeugddelict heeft gepleegd, bij de jeugdrechtbank aanhangig is, kan ze wanneer die persoon de genoemde leeftijd tijdens de rechtspleging bereikt, of als de dagvaarding van het openbaar ministerie wordt ingesteld nadat voormelde persoon de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, een sanctie opleggen.
De jeugdrechtbank kan, in voorkomend geval op cumulatieve wijze, in opgaande graad van het ingrijpende karakter van de sanctie de volgende sancties opleggen:
1° berispen;
2° geen sanctie opleggen gelet op wat als maatregel is uitgevoerd of is doorlopen;
3° een positief project uitvoeren van ten hoogste 220 uur;
4° een ambulante sanctie;
5° voorwaarden;1.
6° toevertrouwen aan een afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor personen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit decreet, voor een gesloten oriëntatie van maximaal een maand;
7° toevertrouwen aan een afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor personen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit decreet, voor een gesloten begeleiding van maximaal drie, zes of negen maanden;
8° toevertrouwen aan een afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor personen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit decreet, voor een gesloten begeleiding van maximaal twee, vijf of zeven jaar.
De jeugdrechtbank kan een minderjarige verdachte uit handen geven. als de minderjarige verdachte op het tijdstip van het plegen van het jeugddelict zestien jaar of ouder was en de jeugdrechtbank een van de sancties, vermeld in artikel 29, § 2, niet geschikt acht, kan ze de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen geven en de zaak naar het openbaar ministerie verwijzen, met het oog op vervolging voor de bevoegde rechtbank die het gemeen strafrecht en de gemeenrechtelijke strafprocedure toepast.
De jeugdrechtbank kan evenwel alleen beslissen tot uithandengeving als bovendien cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de minderjarige verdachte, vermeld in het eerste lid, is het voorwerp geweest van een of meer sancties, vermeld in de artikelen 35, 36 en 37;
2° het gepleegde jeugddelict betreft een feit als vermeld in de artikelen 373, 375, 393, 394, 395, 396, 397, 400, 401, 417ter, 417quater, 468, 469, 470, 471, 472, 473, 474 en 475 van het Strafwetboek of een poging tot het plegen van een feit als vermeld in de artikelen 393, 394, 395, 396 en 397 van het Strafwetboek.
De jeugdrechtbank kan een minderjarige delictpleger toevertrouwen aan hetzij een open afdeling, hetzij een gesloten afdeling van een jeugdpsychiatrische dienst.
De plaatsing in een open afdeling van een jeugdpsychiatrische dienst kan alleen worden opgelegd aan een minderjarige delictpleger ingeval uit een door een jeugdpsychiater opgesteld onafhankelijk verslag dat minder dan een maand oud is, blijkt dat zijn oordeelsvermogen of zijn vermogen tot beheersen van zijn handelingen ernstig is aangetast. Plaatsing in een gesloten afdeling van een jeugdpsychiatrische dienst is enkel mogelijk overeenkomstig artikel 43 van de wet van 8 april 1965.
In de uitvoeringsfase treedt de jeugdrechter treedt op als ‘strafuitvoeringsrechter’. De jeugdrechter volgt het effect op van de door hem opgelegde sancties, en stuurt bij waar nodig. Indien de minderjarige de sanctie goed opvolgt, kan de jeugdrechter ambtshalve een sanctie intrekken, inkorten of wijzigen naar een minder strenge sanctie (art. 16, § 2 Decr. 15 februari 2019).30 Deze opvolging geldt ook tijdens de voorbereidende fase, tot de uitspraak over de sanctie definitief is. In elk geval moet de sanctie jaarlijks worden geëvalueerd op de openbare terechtzitting, tot de maximumduur is bereikt, zonder door te werken na de leeftijd van 23 jaar (art. 6 en 16 Decr. 15 februari 2019).
Wanneer de minderjarige de maatregel of sanctie niet correct uitvoert, en niet als ‘reactie’ in een instelling is geplaatst, dient de jeugdrechter te beslissen over de vervangende reactie, namelijk het opleggen van (extra) voorwaarden of plaatsing in een gesloten ge - meenschapsinstelling voor hoogstens zes maanden.