Krachtens artikel 65, eerste lid, Strafwetboek, kan de rechter die oordeelt dat meerdere misdrijven de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet, slechts één straf opleggen, namelijk de zwaarste; de toepassing van deze regel verplicht de rechter ertoe de voor de lichtere misdrijven voorgeschreven straffen buiten beschouwing te laten, zelfs als die straffen voorzien in een zwaardere vervangende sanctie dan die, welke samen met de zwaarste hoofdstraf kan worden opgelegd.
Voor het bepalen van het misdrijf waarop de zwaarste straf is gesteld, worden de maximumhoofdgevangenisstraffen vergeleken en indien die gelijk zijn de maximumgeldboeten, waarbij het niet van belang is of die geldboeten een verplicht dan wel facultatief karakter hebben. Het misdrijf waarop de zwaarste straf is gesteld, bepaalt niet alleen de toepasselijke hoofdstraffen maar ook de bijkomende straffen. (Cass. 11/09/2018, RABG, 2019/7, 593 met noot, B. Spriet, Penaal beroepsverbod ex KB nr. 22 van 24 oktober 1934, mede bij een voortgezet misdrijf, Stradabibliotheek).
De vaststelling van eenheid van opzet brengt samenloop met zich mee, hetgeen de cumulatiue van de straf beperkt.
Een werkstraf kan niet worden gecombineerd met een gevangenisstraf (Cass. 12 oktober 2010, P.10.1168.N, NC 2010, afl. 6, 373 en T.Strafr. 2011, afl. 1, noot B.M.) en omgekeerd kan geen werkstraf als bijkomende straf worden opgelegd na veroordeling tot een gevangenisstraf voor misdrijven die de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet (Cass. 5 november 2014, P.14.1046.F, RW 2015-16, afl. 34, 1342, noot en RDPC 2015, afl. 4, 381, noot O. BASTYNS).