De uitvoerbare kracht van een familiale overeenkomst voorafgaand aan een echtscheiding onderlinge toestemming met betrekking tot onderhoudsbijdrage voor de kinderen.
Onder het vroegere recht maakten de voorafgaande overeenkomsten bij echtscheiding door onderlinge toestemming niet het voorwerp uit van een gerechtelijke controle en maakten zij evenmin deel uit van de echtscheidingsuitspraak.
Dor de wet van 20 mei 97 werd dit systeem gedeeltelijk verlaten. de rechtbank dient te wanneer zij de echtscheiding uitspreekt, het onderdeel van de voorafgaande overeenkomsten betreffende de kinderen te homologeren. het betreft hier een logisch voortvloeisel van het inhoudelijk toetsingsrecht van de rechter zoals voorzien in artikel 1290,1293 en 1295 gerechtelijk wetboek.
Eenmaal gehomologeerd verkrijgt het onderdeel van de voorafgaande overeenkomsten dat betrekking heeft op de minderjarige kinderen van partijen door de door de rechter uitgeoefende inhoudelijke controle een gemengd conventioneel-jurisdictioneel karakter.
Dit brengt gevolgen met zich mee voor wat betreft de uitvoerbaarheid van de echtscheidingsuitspraak, alsmede voor wat betreft de mogelijkheid van een minnelijke wijziging achteraf.
Door de homologatie maken de overeenkomsten met betrekking tot de kinderen, zowel inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag en het omgangsrecht als inzake de onderhoudsbijdragen, een integrerend deel uit van het echtscheidingsvonnis, waardoor zij gezag van gewijsde verkrijgen als ook voor zover zij die nog niet hadden uit de hoofde van de notariële vorm waarin zij gegoten zijn en bekomen aldus uitvoerbare kracht.
Met de echtscheidingswet van 20 mei 97 is derhalve het probleem van de uitvoerbare kracht van de onderhandse familiale overeenkomsten althans gedeeltelijk opgelost. Een uitgifte van het echtscheidingsvonnis kan worden besteld, voorzien van een formulier van tenuitvoerlegging, met oog op de gedwongen tenuitvoerlegging van de overeenkomst betreffende de kinderen.
zie H. Van Bockrijck, artikelsgewijze commentaar gerechtelijk recht artikel 1298.
Opdat de notariële of de gehomologeerde onderhandse akte effectief uitvoerbaar zou zijn is met betrekking tot de verbintenis tot betalen van een geldsom wel vereist dat alle elementen, die toelaten het juiste bedrag van de schuld, de datum van eisbaarheid en de betalingsmodaliteiten nader te bepalen, in de akte opgenomen zijn .
zie hof van beroep te Antwerpen 27 november 2007, nieuw juridisch weekblad 185,556, zie ook NJW 2007, 753 met noot.