uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
ART. 31
Het geschil is enkel onsplitsbaar, in de zin van de artikelen [ 735, § 5, 747, § 2, zevende lid ], 1053, 1084 en 1135, wanneer de gezamenlijke tenuitvoerlegging van de onderscheiden beslissingen waartoe het aanleiding geeft, materieel onmogelijk zou zijn.
commentaar
Wanneer het geschil onsplitsbaar is moet hoger beroep gericht worden tegen alle partijen wier belang in strijd is met dat van de eiser of verweerder in hoger beroep.
De eiser in beroep zal bovendien alle andere niet in hoger beroep komende, niet in beroep gedagvaarde of niet opgeroepen partijen binnen de gewone termijnen van hoger beroep en ten laatste voor de sluiting van de debatten in de zaak betrekken (zie artikel 1053 alinea één en twee gerechtelijk wetboek). Wanneer deze regels niet in acht worden genomen zal het hoger beroep niet worden toegelaten waarbij deze niet toelaatbaarheid de openbare orde raakt.
Het criterium van de materiële onmogelijkheid van de gezamenlijke uitvoering van twee andersluidende beslissingen, wordt door de rechtspraak zeer strikt geïnterpreteerd. Zo zijn onsplitsbaar, betwistingen inzake faillietverklaring, betwistingen inzake afstamming, revindicatie. Maar zijn niet onsplitsbaar het geschil waarbij twee slachtoffers van het zelfde ongeval schadevergoeding vorderen van dezelfde aansprakelijke dader. Dit omdat de gezamenlijke uitvoering van twee andersluidende beslissingen in dit geval niet te materieel onmogelijk zou zijn.
In de regel zijn geldsom veroordelingen splitsbaar. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij subrogatie is dit niet het geval (zie het recht op hoger beroep en het beginsel van de door de aanleg in het civiele geding, K. Broeckx, Maklu, nummer 485).