Kwijtschelding persoonlijke schulden en ondernemingsschulden na faillisement
Sinds 1 mei 2018 is het regime van de verschoning van schulden na faillissement vervangen door het nieuwe wettelijke principe van de kwijtschelding van restschulden. (Een en ander ingevolge de inwerkingtreding van boek XX van het wetboek van economisch recht met betrekking tot de insolventieprocedures)
De vroegere verschoning na faillissement stond enkel open voor de natuurlijke personen en niet voor de rechtspersoon. Dit blijft ook zo voor het nieuwe wettelijke regime van de kwijtschelding van de restschulden. Immers na faillissement houdt een vennootschap op te bestaan en is de kwijtschelding dan ook zinloos.
De kwijtschelding van restschulden speelt derhalve enkel voor de natuurlijke personen die failliet worden verklaard.
De kwijtschelding geldt niet alleen voor commerciële schulden, lees schulden verbonden aan de onderneming, maar ook voor persoonlijke schulden.
De kwijtschelding geldt niet voor:
- zakelijke zekerheden (maar wel voor persoonlijke zekerheden)
- onderhoudsschulden en geldboeten
- schulden die voortvloeien uit een vordering tot schadevergoeding die worden toegekend ingevolge overlijden of aantasting van de lichamelijke integriteit waaraan de gefailleerde de schuld heeft (maar dus wel voor materiële schadevergoeding).
Ondernemers die ten persoonlijke titel failliet worden verklaard dienen derhalve geen collectieve schuldenregeling op te starten ter regeling van de restschulden na faillissement en dit noch voor de ondernemings-schulden, noch voor de persoonlijke schulden.
Dit brengt een ongelijkheid teweeg tussen gewone burgers en ondernemers. Gewone burgers kunnen principieel geen kwijtschelding van persoonlijke schulden bekomen, in tegenstelling tot ondernemers die hun persoonlijke schulden kunnen kwijtgescholden zien samen met hun faillissement. Hierbij lijkt het gelijkheidsbeginsel geschonden hetgeen wellicht aanleiding zal geven tot een uitspraak van het grondwettelijk Hof.
Bij de persoonlijke schulden wordt geen onderscheid gemaakt tussen de schulden voorafgaand aan de opstart van de onderneming en deze sinds de opstart van de onderneming.
Procedure:
De kwijtschelding van de restschulden wordt niet automatisch verleend maar dient gevraagd te worden door de gefailleerde die hiertoe een verzoek dient in te dienen bij de ondernemingsrechtbank. De gefailleerde kan de aanvraag tot de ondernemingsrechtbank indienen bij de faillietverklaring of uiterlijk drie maanden daarna.
Het verzoek tot kwijtschelding dient te voldoen aan een hele resem formele voorwaarden.
Het vonnis dat de kwijtschelding van de restschulden toekent heeft slechts uitwerking drie maand na publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. In afwachting hiervan kan elke belanghebbende (derden)verzet aantekenen tegen het kwijtscheldingsvonnis.
Gevolgen voor de (ex-)echtgenoot en voor de (ex-)wettelijke samenwonenden:
De door de rechtbank verleende kwijtschelding geldt eveneens voor schulden van de (ex-) echtgenoot en voor de (ex-) wettelijke samenwonende van de gefailleerde, weze het beperkt voor die schulden die verband houden met de beroepsactiviteit van de gefailleerde en (cumulatief) tot de schulden die aangegaan werden tijdens het huwelijk of tijdens de wettelijke samenwoning.
Deze kwijtschelding geldt dus niet voor de feitelijk samenwonenden.
De door de rechtbank verleende kwijtschelding aan de gefailleerde strekt niet tot voordeel van de (ex-) echtgenoot en voor de (ex-) wettelijk samenwonende voor die schulden die geen verband houden met de beroepsactiviteit.
Een schuld met een louter privé karakter, waartoe beide (ex--) gehuwde of (ex--) wettelijke samenwonende van de gefailleerde gehouden zijn zal dus in de hoofde van de gefailleerde aanleiding kunnen geven tot kwijtschelding, maar niet in hoofde van zijn (ex-) echtgenoot en (ex-) wettelijk samenwonende.
Bijkomende voorwaarde voor de (ex-) wettelijke samenwonende is dat de samenwoning langer dan zes maand heeft geduurd voorafgaand aan het faillissement.
De kwijtschelding is beperkt tot de gefailleerde zelf en de (ex--) gehuwde of (ex--) wettelijke samenwonende van de gefailleerde en strekt geen derde schuldenaars tot voordeel.
Uitbreiding:
de kwijtschelding voor de gefailleerde en zijn (ex-) wettelijk samenwonende of (ex-) huwelijkspartner geldt op dezelfde wijze geldt evenzeer voor de ondernemers-natuurlijke personen, wier onderneming onder gerechtelijk gezag werd overgedragen in het raam van een gerechtelijke reorganisatie.
Zwarte lijst
Na kwijtschelding van restschulden dienen de kredietgevers over te gaan tot schrapping van de schulden van de gefailleerde en de (ex-)echtgenoot en voor de (ex-) wettelijke samenwonenden in de zogenaamde zwarte lijsten. (CKP en ENR) en dit (drie maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van het vonnis van kwijtschelding), dan wel of binnen de acht werkdagen na publicatie van het definitieve vonnis van de rechtbank over het derdenverzet indien de kwijtschelding van de betrokken schuld bevestigd wordt.
Geen beslag meer mogelijk op nieuwe inkomsten van de gefailleerde:
De curator kon vroeger beslag leggen op de inkomsten van een gefailleerde voor zijn activiteiten na het faillissement en dit ten belope van het voor beslag vatbaar gedeelte van diens inkomen. Nu krijgt een gefailleerde onmiddellijk na het faillissement een recht op nieuwe start. De curator kan dus geen beslag meer leggen op inkomsten voor activiteiten die de gefailleerde uitoefent na het faillissement.
Oude faillisementen
Faillissementen uitgesproken voorafgaand 1 mei 2018 vallen niet onder deze regeling.
De kwijtscheldingsregeling van boek XX WER is slechts toepasselijk op faillissementen uitgesproken na 1 mei 2018. De vraag om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof is niet meer aan de orde nu dit Hof voordien reeds uitspraak deed over het in vraag gestelde principe.
Wettekst:
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht.
HOOFDSTUK 6. [1 - Kwijtschelding]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.173.[1 § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden.
De kwijtschelding heeft gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft.
§ 2. De kwijtschelding wordt enkel toegekend door de rechtbank op verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove fouten, bedoeld in § 3.
Zonder de sluiting van het faillissement af te wachten en van zodra de termijn van zes maanden is verstreken, kan de gefailleerde de rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Op verzoek van de gefailleerde deelt de rechtbank aan deze laatste, via het register, binnen een termijn van een jaar vanaf de opening van het faillissement, de redenen mee die rechtvaardigen waarom ze zich niet over de kwijtschelding heeft uitgesproken zonder dat deze mededeling vooruitloopt op de latere beslissing inzake de kwijtschelding.
De rechtbank spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van sluiting, binnen een maand na het verzoek.
Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt [2 door de curator]2 ter kennis gebracht van de curator en in het register neergelegd. Het wordt door de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van kwijtschelding.
Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens [2 orde of instituut]2 in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 240, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.174. [1 De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning was aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot voordeel strekken.
De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 7. [1 - Schuldeisers en borgtochten]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 1. [1 - Medeschuldenaars, persoonlijke zekerheden en borgen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.175. [1 Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek en XX.176, strekt de kwijtschelding niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.176.[1 De natuurlijke persoon die zich persoonlijk kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, kan, na het openen van de procedure, een verzoekschrift neerleggen voor de insolventierechtbank strekkende tot gehele of gedeeltelijke bevrijding van haar verbintenis wanneer het bedrag van de zekerheid, bij het openen van de procedure, kennelijk niet in verhouding is tot haar terugbetalingsmogelijkheden, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van haar roerende en onroerende goederen en inkomsten.
De verzoeker vermeldt in zijn verzoekschrift:
- zijn identiteit, beroep en woonplaats;
- de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
- de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
- de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
- het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
- de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
- elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het faillissementsdossier.
De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het faillissementsdossier kunnen worden geraadpleegd.
De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.
Het vonnis dat de bevrijding van de verzoeker beveelt, wordt [2 ingevoegd tussen het woord]2 bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen te stellen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 241, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.177. [1 De houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde en eveneens gefailleerde medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan, geëndosseerd of gewaarborgd, komt in aanmerking voor de uitdelingen in elke boedel en komt daarin op voor de nominale waarde van zijn schuldvordering, totdat hij volledig is betaald.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.178. [1 Voor de faillissementen van medeschuldenaars bestaat geen onderling verhaal uit hoofde van betaalde percenten, behalve wanneer de percenten uit die boedels meer bedragen dan de schuldvordering in hoofdsom en toebehoren; in dat geval komt het meerdere, naar de orde der verbintenissen, toe aan die schuldenaars voor wie de andere borg staan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.179. [1 Wanneer de houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde met andere medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan of waarvoor een borg is gesteld, voor het faillissement een voorschot op zijn schuldvordering ontvangen heeft, wordt deze in de boedel slechts opgenomen onder aftrek van dit voorschot en behoudt hij voor het nog verschuldigde bedrag zijn rechten tegen de medeschuldenaars of de borg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.180. [1 De medeschuldenaar of de borg die de gedeeltelijke betaling gedaan heeft, komt in het faillissement op voor alles wat hij tot bevrijding van de gefailleerde betaald heeft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>