Omzendbrief nr. COL 3/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep inzake het vervolgingsbeleid in faillissementen
De omzendbrief is gericht aan:
de Procureurs-generaal,
de Nationaal magistraat,
de Procureurs des Konings,
de Arbeidsauditeurs.
Betreft : Het vervolgingsbeleid in faillissementen.
De huidige omzendbrief strekt er toe een algemene criminele politiek uit te werken betreffende de faillissementen.
INHOUD
1. INLEIDING blz.2
2. INHOUD VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BELEID blz.2
3. HET VOORKOMEN VAN DE FAILLISSEMENTEN blz.3
4. HET EIGENLIJKE FAILLISSEMENT blz.6
5. INBREUKEN VERBONDEN MET HET FAILLISSEMENT blz.7
-2-
1. Inleiding.
1.1. Deze circulaire kadert in het actieplan van de Regering tegen de economische, financiële en fiscale delinquentie.
Krachtens dit actieplan werd de heer ULLMANN, substituut procureur-generaal te Brussel, als bijstandsmagistraat voor de economische, financiële en fiscale criminaliteit belast met het utwerken van : " eenzelfde aanpak, dezelfde richtlijnen, analoge benadering en gelijk vervolgingsbeleid over alle arrondissementen van het Rijk..."
(actieplan, hoofdstuk 3, punt 3.2)
1.2. Om deze opdracht te kunnen uitvoeren heeft de bijstandsmagistraat, bijgestaan door de heer THIJS, substituut procureur-generaal te Brussel, een werkgroep opgericht, samengesteld uit magistraten belast met het beheer van de financiële problematiek in elk parket-generaal (Mevr. F. Maillard, substituut-procureur-generaal te Bergen, de hh. F. Desterbeck en L. De Smet, advocaten-generaal te Gent, de h. A. Van Ingelgem, advocaat-generaal te Antwerpen en de h. G. Rapaille, substituut-procureur-generaal te Luik).
1.3. Rekening houdend met de nieuwe wet van 17 juli 1997, met betrekking tot het gerechtelijk akkoord en de faillissementswet van 8 augustus 1997 (cfr. de gemeenschappelijke circulaire van de procureurs-generaal, COL.6/98 van 25 juni 1998), heeft de werkgroep het nuttig geacht, na overleg met de belangrijkste intervenanten, de hoofdlijnen van een gemeenschappelijk crimineel beleid inzake faillissementen op punt te stellen.
2. Inhoud van het gemeenschappelijk beleid.
Het gemeenschappelijk beleid sluit aan bij drie hoofdlijnen :
1° het voorkomen van faillissementen
2° het eigenlijke faillissement
3° de inbreuken verbonden met het faillissement
Dit beleid heeft, in het belang van een éénvormig vervolgingsbeleid, een dwingend karakter voor alle leden van het openbaar ministerie. In geval van buitengewone omstandigheden echter staat het
-3-
de parketmagistraten nochtans vrij van deze circulaire af te wijken.
3. Het voorkomen van de faillissementen.
3.1. "Het aantal faillissementen is de laatste jaren gestadig toegenomen...Het is daarom van belang dat tijdig kan worden opgetreden om zoveel mogelijk de moeilijkheden in een onderneming recht te zetten" (Memorie van toelichting bij de wet inzake het gerechtelijk akkoord, Parl.Doc.Kamer, 1993-1994, n° 1406/1, p.2).
"Het voorkomen van faillissementen is nochtans even zo belangrijk, zoniet belangrijker, als de vlotte afwikkeling ervan" (ibid.,p.1).
3.2. Een beleid tot het voorkomen van faillissementen vereist een regelmatige controle van de boekhouding van de ondernemingen. Het ontbreken van een betrouwbare boekhouding leidt immers vaak tot een faillissementstoestand.
Bovendien worden financiële inbreuken vaak begaan onder de dekmantel van een onvolledige, onjuiste of onbestaande boekhouding.
3.3. Teneinde de vennootschappen te dwingen hun verplichtingen inzake boekhouding na te komen, heeft de wetgever de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen gewijzigd door in de wet van 13 april 1995 een sectie 9 ter toe te voegen : "Over de gerechtelijke ontbinding van de niet meer actieve vennootschappen".
"L'introduction de la nouvelle section ... a pour objectif de "nettoyer" la centrale des bilans de la banque nationale en introduisant une nouvelle forme de dissolution judiciaire...".
Het nieuwe artikel 177 sexies van de gecoördineerde wetten op de handels vennootschappen biedt aan de rechtbank van koophandel de mogelijkheid, op vraag van iedere belanghebbende of van het openbaar ministerie de ontbinding uit te spreken van een vennootschap die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om haar jaarrekeningen neer te leggen... (J.P. BOURS, Ph. HAMER, P. HERMANT, J.P. RENARD, in "Le nouveau droit des sociétés, la réforme de 1995" , Kluwer, p.78, hoofdstuk V. punt 2.1).
4-
Er dient echter opgemerkt te worden dat de vordering tot ontbinding, bedoeld in §1 van artikel 177 sexies, slechts kan worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van zeven maanden te rekenen vanaf de datum van afsluiting van het derde boekjaar ( deze periode van zeven maanden bepaald in artikel 177 sexies §2, stemt overeen met de maximum termijn binnen dewelke de derde jaarrekening dient neergelegd te worden, zoals blijkt uit een gezamenlijke lezing van de artikelen 80 en 201,3° quater van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, ibid., hoofdstuk V, punt 2.2.2.).
3.4. In het kader van een preventief beleid tot het voorkomen van faillissementen zullen de magistraten van het parket voortaan in de regel de voorkeur geven aan de burgerlijke procedure tot ontbinding, voorzien door artikel 177 sexies eerder dan aan de strafvordering voorzien door de artikelen 80, 201, 3° quater, en 201, 4°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
De vordering tot ontbinding, ingeleid dor het openbaar ministerie, zal de bestuurders van vennootschappen er vaak toe aanzetten hun toestand te regulariseren op boekhoudkundig vlak.
Er dient inderdaad op gewezen te worden dat een dergelijke regularisatie, vooraleer een uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak, de gerechtelijke ontbinding voorkomt (artikel 177 sexies §1 in fine).
3.5. Teneinde de wet op de boekhouding en op de jaarrekeningen van de ondernemingen te doen naleven, worden de magistraten van het parket verzocht om quasi systematisch de procedure van ontbinding, voorzien door artikel 177 sexies, toe te passen, telkens de toepassingsvoorwaarden van deze bepaling vervuld zijn.
De toepassing van dit beleid biedt meerdere voordelen :
1°) de mogelijkheid snel de fictieve vennootschappen op te sporen ( vaak aangewend in het kader van de zogenaamde "B.T.W.-carrousselfraude).
5-
2°) Een aansporing tot de bestuurders van ondernemingen om een streng beleid te voeren met een aanzienlijke vermindering van het aantal faillissementen tot gevolg;
3°) De mogelijkheid voor het openbaar ministerie na te gaan of de jaarrekeningen, zoals zij werden neergelegd, de activiteiten van de vennootschappen getrouw weergeven.
3.6. Teneinde de werkzaamheden van de parketmagistraten te uniformiseren, vindt u in bijlage een éénvormig modelformulier van dagvaarding tot ontbinding en een modelbrief bestemd voor de gerechtsdeurwaarders die tot deze dagvaarding moeten overgaan.
3.7. De voorkeur geven aan de burgerlijke procedure tot ontbinding impliceert niet dat men zich daartoe moet beperken.
Drie gevallen kunnen zich voordoen :
1°) de vennootschap gedagvaard in ontbinding heeft haar toestand geregulariseerd. In dit geval dient de bestuurder van de vennootschap verzocht te worden als minnelijke schikking een bedrag van 20.000 B.F. te betalen ( artikel 200 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen voorziet een geldboete van vijftig tot tienduizend B.F.). Betrokkene zal, bij niet betaling, voor de correctionele rechtbank worden vervolgd.
2°) de vennootschap in ontbinding gedagvaard heeft haar toestand niet geregulariseerd. In dit geval wordt de ontbinding uitgesproken zodat een strafvordering enkel gebaseerd op het niet-neerleggen van de jaarrekeningen overbodig wordt.
3°) In geval van onmogelijkheid beroep te doen op de procedure voorzien door artikel 177 sexies van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (bijvoorbeeld in geval van niet-neerlegging van de jaarrekeningen gedurende een periode minder dan drie jaar), zullen de magistraten van het parket oordelen of het hen aangewezen voorkomt een strafvordering in te leiden (dagvaarding voor de correctionele rechtbank of betaling van een transactie).
4. Het eigenlijke faillissement.
4.1. Met betrekking tot het te voeren beleid inzake dagvaarding in faillissement, dient verwezen te worden naar de bovenvermelde circulaire van de procureurs generaal van 25 juni 1998 (circ. COL.6/98).
4.2. Er weze aan herinnerd :
1°) dat de aanwezigheid van het openbaar ministerie in de kamers voor de handelsonderzoek niet vereist is;
2°) dat het " tevens is aangewezen dat de parketten op eigen initiatief de gegevens, waarover zij zelf beschikken ingevolge gevoerde strafonderzoeken (cfr. uitgifte van cheques zonder dekking, bedrieglijke organisatie van onvermogen, niet-neerlegging jaarrekeningen, enz...) overmaken aan de rechtbank van koophandel voor voeging aan het depistagedossier" (voormelde circulaire COL.6/98, p.5).
In dit verband dient de aandacht erop gevestigd te worden dat het geheim karakter van een nog lopend strafonderzoek zich niet verzet tegen de mededeling van het strafdossier door het openbaar ministerie aan de rechtbank van koophandel (cfr. handelsrechtbank van Gent van 16 augustus 1991, R.D.C. 1992, p.286; Cass. 25 juni 1976, Pas.I,1170 ; handelsrechtbank Brussel, 3 juli 1986, Rev.Prat.soc.com., 1987,p.76).
De parketmagistraat zal terzake voorafgaandelijk het advies inwinnen van de onderzoeksrechter.
Het komt bovendien de procureur des Konings toe te oordelen of het aangewezen lijkt aan de rechtbank van koophandel een afschrift van de stukken uit het dossier van gerechtelijk onderzoek mede te delen, dewelke de consulaire rechters over een eventuele faillissemententoestand zouden kunnen inlichten (cfr. Brussel, 10 december 1981, B.R.H., 1982,386).
3°) dat de toegang tot het "depistage"dossier de procureur des Konings in de mogelijkheid stelt een procedure van gerechtelijk akkoord op te starten of in faillissement te dagvaarden (circ. COL.6/98, p.6 ).
Indien geopteerd wordt voor de akkoordprocedure zullen de schuldenaar, het openbaar ministerie, en desgevallend de commissaris-revisor en iedere schuldeiser die de aanvraag doet, door de rechtbank worden gehoord (artikel 13 van de wet van 17 juli 1997 inzake het gerechtelijk akkoord).
Het advies van het openbaar ministerie, alsdan voorzien door artikel 13, zal meestal mondeling worden gegeven.
Een schriftelijk advies zal slechts in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk blijken voor zover de magistraat van het openbaar ministerie het nuttig acht.
5. De inbreuken verbonden met het faillissement.
5.1. Het leggen van prioriteiten rekening houdend met de aard van de gepleegde feiten.
5.1.1. Frauduleuze faillissementen die het resultaat zijn van een georganiseerd systeem.
De meeste aandacht dient besteed aan de frauduleuze faillissementen die het gevolg zijn van een georganiseerd systeem, zoals :
* CARABOUILLE : herhaalde faillissementen na elkaar ingevolge systematische verkopen met verlies; hierbij wordt in de regel een belangrijke stock aan goederen aangelegd (aangekocht op krediet, met wissels of met ongedekte cheques) dewelke kontant verkocht worden voor een prijs die een stuk lager ligt dan de aanschaffingswaarde zodat de leveranciers zodoende onmogelijk kunnen uitbetaald worden.
* DE ZOGENAAMDE "BELASTINGFAILLISSEMENTEN" waarbij de vennootschappen eenvoudigweg nalaten de schulden in de openbare sector te voldoen, zoals directe belastingen, bedrijfsvoorheffing B.T.W., R.S.Z. Wanneer één van de openbare besturen uiteindelijk overgaat tot dagvaarding in faillissement, stelt men vast dat betrokkenen een nieuwe vennootschap hebben opgericht in het kader waarvan ze hun activiteit gewoonweg verderzetten zonder opnieuw tot betaling over te gaan van de openbare schuldeisers.
* HET "GEORGANISEERD FAILLISSEMENT". Niet zelden wordt vastgesteld dat het faillissement vooraf planmatig werd voorbereid door de betaling van de leveranciers, kredietverstrekkers en schuldeisers in de openbare sector stop te zetten op een ogenblik waarop men er voor gezorgd heeft dat de activa, en dus het onderpand van de schuldeisers, werden weggemaakt of de waarde ervan uitgehold.
Onderzoek is des te meer gewettigd in de gevallen waarin de economische activiteit van de failliet verklaarde vennootschap vóór of na het faillissement op een clandestiene manier werd overgeheveld naar een nieuw opgerichte vennootschap veelal met de hulp van zogenaamde stromannen.
* FRAUDULEUZE FAILLISSEMENTEN IN HET KADER VAN DE GEORGANI-SEERDE CRIMINALITEIT.
In dossiers van B.T.W.-carrouselfraude, witwaspraktijken, koppelbazerij en andere vormen van georganiseerde criminaliteit stelt men vast dat de criminelen zich zonder enige "animo societatis" bedienen van vennootschappen die, na het opzetten van de frauduleuze operaties, als een lege doos worden gedumpt.
In bovenvermelde gevallen dringen strafvervolgingen zich op.
5.1.2. Verduistering van één of meer welbepaalde actiefbestanddelen
(artikel 489ter, 1°, s.w.).
Gezien de verduistering van activabestanddelen een zware inbreuk uitmaakt die wijst op een gevaarlijke geestesgesteldheid in hoofde van verdachte, zullen de parketten terzake in de regel vervolgingen instellen.
Seponering zal zich enkel opdringen indien :
·de waarde van de onttrokken activa verwaarloosbaar klein blijkt te zijn en
·de verdachte geen specifieke antecedenten heeft.
De verduistering van activa dient zich voor te doen na de datum van staking van betaling.
Onttrekkingen van activabestanddelen vóór deze datum, dienen vervolgd te worden als misbruik van vertrouwen (artikel 491 S.W.), als misbruik van vennootschapsgoederen (artikel 492bis S.W.) of als bedrieglijke organisatie van onvermogen (artikel 490bis S.W.).
5.1.3. Inbreuken die verband houden met de boekhouding van de onderneming.
* Het geheel of gedeeltelijk doen VERDWIJNEN van de boekhoudkundige stukken van de in staat van faillissement verkerende onderneming met bedrieglijk opzet of met oogmerk om te schaden (cfr. met het doel de verduistering van activa verborgen te houden) zal in de regel steeds worden vervolgd (artikel 489ter, 2°, S.W.).
* Deze houding zal tevens worden aangenomen ten aanzien van DE VALSHEDEN in de boekhouding en de valsheden in de jaarrekeningen.
* SLORDIGHEID in de boekhouding.
De aandacht dient gevestigd op de rechtspraak van het Hof van Cassatie volgens dewelke slordigheden in de boekhouding "bedrieglijke bankbreuk" kon opleveren indien deze slordigheden begaan werden met bedrieglijk opzet (Cass. 28 april 1981, Arr. Cass. 1980-1981, 978; Cass., 15 april 1986, Arr. Cass., 1985-1986, 1097; HUYBRECHTS L., Recente strafrechtspraak in de commerciële sfeer, Cursussen in de school voor criminologie, blz. 29);
* De inbreuk van artikel 489bis, 2°, S.W. (opgeven van verdichte uitgaven of verliezen of geen verantwoording hebben verstrekt van de aanwending van activa zoals die uit de boekhouding blijken) zal worden vervolgd in functie van volgende beoordelingscriteria;
·de omvang van de fictieve uitgaven en de niet verantwoorde activa;
·de omvang van het passief;
·de gerechtelijke antecedenten.
Uit de omstandigheid dat artikel 489bis, 2°, S.W. geen bijzonder opzet vereist, kan worden afgeleid dat op de gefailleerde zonder meer een verantwoordingsplicht rust ten aanzien van de activa zoals die uit de boekhoudkundige stukken blijken vanaf de datum van staking van betaling.
5.1.4. Inbreuken begaan "met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen".
De inbreuken waarvoor de wet dit specifiek opzet vereist betreffen :
·aankopen doen tot wederverkoop beneden de koers of gebruik maken van al te kostelijke middelen om zich geld te verschaffen (artikel 489bis, 1°, S.W.)
·een schuldeiser bevoordelen ten nadele van de masse (artikel 489bis, 3°, S.W.)
·verzuimen binnen de maand aangifte te doen van het faillissement (artikel 489bis, 4°, initio, S.W.).
Het oogmerk "om de faillietverklaring uit te stellen" impliceert dat bedoelde inbreuken slechts strafbaar zijn vanaf het ogenblik van staking der betalingen.
Zij veronderstellen dat de gefailleerde zich bewust is van de toestand van staking van betaling en, in plaats van de boeken neer te leggen zoals wettelijk voorzien, handelingen verricht die het passief van zijn onderneming verzwaren of haar actief verminderen ten nadele van de massa der schuldeisers.
Het essentieel criterium om de opportuniteit der vervolgingen te beoordelen, betreft de toename van het passief sedert de datum van staking der betalingen.
Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de curator over de mogelijkheid beschikt de in gebreke gebleven bestuurders van failliet verklaarde vennootschappen persoonlijk te dagvaarden in schadeloosstelling op grond van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
De curator dient dan ook nauwgezet op de hoogte te worden gehouden van de terzake ingestelde vervolgingen.
5.1.5. Onvoorzichtige operaties opgezet in de verdachte periode.
"Zonder voldoende tegenprestatie, ten behoeven van derden met inachtneming van de financiële toestand van de onderneming te aanzienlijke verbintenissen hebben aangegaan" (artikel 489, 1°, S.W.).
Gezien de feitenrechter terzake over een zekere beoordelingsvrijheid beschikt (cfr. al dan niet toereidend karakter van de tegenprestatie, verhouding van de verbintenis tot de min of meer belabberde financiële situatie van de onderneming : Memorie van toelichting, Gedr. St. Kamer, 1991-1992, 631/1, blz. 42), lijkt het aangewezen enkel zeer flagrante gevallen te vervolgen.
5.1.6. Niet nakomen van bepaalde verplichtingen die de faillissementswet oplegt aan de gefailleerde (artikel 489, 2°, s.w. en artikel 489bis, 4°, pro parte, s.w.).
Enerzijds betreft het de gevallen waarin de gefailleerde, zonder wettig verhinderd te zijn, geen gevolg heeft gegeven aan alle oproepingen van de rechter-commissaris of van de curator, nagelaten heeft hen alle vereiste inlichtingen te geven en hen in te lichten omtrent een adreswijziging (artikel 53 F.W. en artikel 489, 2°, S.W., dat geen bijzonder opzet vereist).
Anderzijds worden de gevallen beoogd waarbij de gefailleerde wetens verzuimd heeft de vereiste inlichtingen te verstrekken ter gelegenheid van de aangifte van het faillissement of wetens onjuiste inlichtingen heeft verstrekt op de vragen van de rechter-commissaris of van de curator (artikel 10 F.W. en artikel 489bis, 4°, pro parte, S.W.).
Bij de beoordeling van de opportuniteit om te vervolgen dient rekening gehouden met :
·de houding van de gefailleerde : eenvoudige nalatigheid, de wil om de werkzaamheden
van de curator te dwarsbomen, de wil om bepaalde gegevens te verdoezelen die de strafrechtelijke of burgerrechtelijke verantwoordelijkheid van de gefailleerde in het gedrang kunnen brengen;
·de omvang van het passief;
·de strafrechtelijke antecedenten van de gefailleerde.
In de praktijk zullen vervolgingen enkel aangewezen zijn wanneer uit de door de curator aan het parket overgemaakte inlichtingen blijkt dat de gefailleerde als volstrekt te kwader trouw kan worden bestempeld.
5.1.7. Inbreuken gepleegd door derden (artikel 489 quinquies S.W.).
Worden beoogd, zij die bedrieglijk :
1° in het belang van de gefailleerde de activa geheel of ten dele wegnemen, verbergen of helen;
2° fictieve of overdreven schuldvorderingen bij het faillissement indien en bevestigen.
Gelet op de ernst van dergelijke feiten die noodzakelijkewijze met bedrog gepaard gaan, lijkt het aangewezen systematisch vervolgingen in te stellen.
Wat de sub 1° bedoelde feiten betreft, zullen vervolgingen zich des te meer opdringen wanneer de gefailleerde zelf vervolgd wordt wegens verduistering van de betreffende activa op grond van artikel 489ter, 1°, S.W.
5.1.8. Ontrouw in het beheer in hoofde van de curator (489sexies S.W.).
De bedrieglijke gedragingen van de curator bij de vereffening van faillissementen leiden tot een belangrijke sociale verstoring. Zij zijn des te meer laakbaar nu zij uitgaan van een persoon aan wie een gerechtelijke opdracht werd gegeven door de rechtbank van koophandel terwijl deze opdracht een volstrekt vertrouwen veronderstelt in de persoon die ermee is belast.
In de uitzonderlijke gevallen waarin het misdrijf zich zal voordoen, dringen vervolgingen zich op.
Desgevallend zal het openbaar ministerie de curator dagvaarden bij toepassing van artikel 29 F.W. om een vonnis te bekomen op grond waarvan de curator kan worden geschrapt van de lijst der curatoren.
5.2 Individuele evaluatie van elk strafdossier.
Ter gelegenheid van het onderzoek naar de opportuniteit om vervolgingen in te stellen in faillissementszaken dient elk strafdossier individueel te worden geëvalueerd in functie van de hoger vooropgestelde prioriteiten en beoordelingscriteria.
Het gaat immers niet op dat bepaalde parketten bij het seponeringsbeleid a priori vastgestelde drempels zouden hanteren waaronder systematisch niet zou worden vervolgd (cfr. passiefdrempel, aantal schuldeisers, aard van de schuldeisers, enz.).
5.3. De memorie van de curator.
5.3.1. Wettelijke verplichting.
Krachtens artikel 60 F.W. "zijn de curators gehouden, binnen twee maanden na hun ambtsaanvaarding, aan de rechter-commissaris een memorie of kort verslag te overhandigen betreffende de vermoedelijke toestand van het faillissement, de voornaamste oorzaken en omstandigheden ervan en de kenmerken die het vertoont".
De rechter-commissaris doet de memorie, met zijn aanmerkingen, dadelijk toekomen aan de procureur des Konings. Indien zij hem niet is afgegeven binnen de vooropgestelde termijn, geeft hij daarvan kennis aan de procureur des Konings en deelt hem de door de curator opgegeven oorzaken van de vertraging mee".
5.3.2. Belang van de memorie.
De memorie van de curator is een uiterst belangrijk en onmisbaar document aan de hand waarvan het parket zal dienen te beslissen of het faillissement al dan niet voor verder onderzoek in aanmerking komt.
Bij deze beslissing zal de parketmagistraat, naast de memorie van de curator, zich tevens laten leiden door :
·de lijst van de ingediende aangiften van schuldvordering die een overzicht geeft van de omvang van het passief en inzonderheid van de schulden in de openbare sector, voornamelijk, B.T.W., belastingen en R.S.Z.;
·de jaarrekeningen die namens de failliet verklaarde vennootschap neergelegd werden de laatste drie jaar vóór het uitspreken van het faillissement en die o.m. een beeld geven van de activa die op het ogenblik van het faillissement nog aanwezig dienen te zijn;
·de antecedenten van de gefailleerde.
De curator is in faillissementszaken te beschouwen als "een bevoorrechte getuige" gezien hij o.m. nazicht zal verrichten van de ter beschikking gestelde boekhouding van de onderneming waardoor hij het best geplaatst is om de parketten in kennis te stellen van elementen die wijzen op een frauduleus faillissement.
Dergelijke aangiften vanwege de curatoren dienen vanzelfsprekend met de grootste spoed te worden behandeld.
Ook de gegevens aangebracht in de memorie van de curator dienen dan ook nauwgezet te worden geanalyseerd.
Om de efficiëntie te bevorderen en de vervolgingen te harmonseren dient een gestandaardiseerde vragenlijst te worden overgemaakt aan de curator volgens een model dat gebezigd wordt door alle parketten van het land (zie bijlage 3).
5.3.3. Vertraging in het overleggen van de memorie.
Gezien de memorie van de curator een essentieel werkdocument uitmaakt waarover het parket zo spoedig mogelijk dient te beschikken om richting te kunnen geven aan de zaak, lijkt het aangewezen volgende stappen te zetten wanneer de rechter-commissaris drie maanden na het vonnis van faillietverklaring de memorie nog net heeft overgemaakt :
* herinneringsbrief aan de rechter-commisaris onder verwijzing naar de wettelijke verplichting gesteld in artikel 60 F.W.;
* wanneer aan deze herinnering geen gevolg wordt gegeven na een maand, dient de voorzitter van de rechtbank van koophandel schriftelijk in kennis te worden gesteld van het verzuim met het verzoek er ten spoedigste aan te laten verhelpen;
* wanneer dit initiatief op zijn beurt geen gevolgen sorteert na de maand, dient de gerechtelijke politie opdracht te worden gegeven de curator te verhoren over de vaststellingen die hij heeft gedaan aan de hand van de geuniformiseerde vragenlijst dewelke hij heeft nagelaten over te leggen;
* mocht blijken dat een carator systematisch of herhaaldelijk in gebreke blijft de memorie op te stellen zoals wettelijk voorzien, dient :
·de voorzitter van de rechtbank van koophandel te worden ingelicht met het verzoek de zich opdringende maatregelen te nemen;
·verslag uitgebracht bij de procureur-generaal omtrent de opportuniteit tot dagvaarding over te gaan in uitvoering van artikel 29 F.W. teneinde de schrapping van de curator van de lijst der curatoren uit te lokken.
5.4. Verplichte kennisgevingen aan de curator en de rechter-commissaris.
"Indien de gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap vervolgd worden wegens een strafbaar feit bepaald in de artikelen 489, 489bis of 489ter van het Strafwetboek, of indien er tegen hen een bevel tot medebrenging of tot aanhouding wed verleend, geeft de procureur des Konings daarvan dadelijk kennis aan de rechter-commissaris en aan de curators" (artikel 61 F.W.).
Zulks zal de curator in de mogelijkheid stellen zich burgerlijke partij te stellen in het strafproces of, aan de hand van de inlichtingen geput uit het strafdossier, een burgerlijke vordering in te stellen tegen de gefailleerde.
De curator zal zodoende tevens in de mogelijkheid worden gesteld het parket in kennis te stellen van de vaststellingen die hij deed tijdens zijn ambtsverrichtingen als aanvulling op de reeds ingediende memorie.
Indien de curator inzage en/of afschrift wenst te bekomen van de procedurestukken van een gerechtelijk onderzoek waarin hij zich nog niet burgerlijke partij heeft gesteld, dient hij om een machtiging te verzoeken van de bevoegde procureur-generaal.
Om vertraging te voorkomen zullen de procureurs-generaal dergelijke verzoeken bij prioriteit behandelen na, desnoods telefonisch, het advies te hebben ingenomen van de parketmagistraat en de onderzoeksrechter.
In de gevallen waarin de curator zich burgerlijke partij heeft gesteld, kan hij een verzoekschrift tot inzage richten aan de onderzoeksrechter bij toepassing van artikel 61ter van het wetboek van strafvordering.
5.5. Keuze van de politiedienst.
De opsporingsverrichtingen dienen in de regel toevertrouwd te worden aan de gerechtelijke politie.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de parketten tevens welbepaalde, eenvoudige en nauwkeurige omschreven opdrachten toevertrouwen aan de rijkswacht of de gemeentepolitie.
In uitermate complexe strafdossiers inzake georganiseerde criminaliteit bestaat de mogelijkheid uitzonderlijk beroep te doen op de bijstand van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie (C.D.G.E.F.I.D.).
5.6. Opvolging van het strafonderzoek.
In beginsel zullen de faillissementsdossiers het voorwerp uitmaken van een opsporingsonderzoek dat nauwgezet dient opgevolgd te worden door de parketmagistraat die zijn opdrachten duidelijk zal omschrijven.
Slechts in uitzonderlijke gevallen zal er aanleiding toe bestaan een gerechtelijk onderzoek te vorderen, inzonderheid wanneer dwangmaatregelen noodzakelijk blijken (cfr. bevel tot huiszoeking, bevel tot aanhouding, bevel tot medebrenging).
In dergelijke gevallen dient de saisine van de onderzoeksrechter nauwkeurig te worden omschreven door opgave van de verdachten, de te onderzoeken misdrijven, en de uit te voeren onderzoeksverrichtingen.
Het verdient aanbeveling regelmatig contacten te onderhouden met de onderzoekende magistraat om de verdere evolutie van het onderzoek te evalueren en te bespreken.
De parketmagistraat zal er over waken dat enkel in bijzondere complexe aangelegenheden, waarin zulks volstrekt gewettigd is, een deskundige zal worden aangesteld.
Ook in de aanzoekschriften aan de deskundigen dient de uit te voeren opdracht zo duidelijk mogelijk te worden afgelijnd waarbij stereotype stijlformules dienen vermeden.
In bepaalde gevallen kan het zodoende aangewezen zijn de expertisewerkzaamheden stap voor stap te laten uitvoeren hetgeen zal toelaten de geboekte resultaten tussentijds te evalueren.
Langdurige expertises dienen in elk geval te worden vermeden.
In sommige complexe faillissementsdossiers kan het aangewezen voorkomen vooraf een verkennende expertise te laten verrichten alvorens de deskundige te gelasten met een ver doorgedreven opdacht.
Ook wat de voorgenomen rogatoire opdrachten naar het buitenland betreft, dienen de parket-magistraten telkens zorgvuldig te verifiëren of de uitvoering ervan wel strikt noodzakelijk is gelet op de er aan verbonden voor de strafvordering nadelige aspecten (vertraging in het onderzoek, kosten,...).
Een efficiënte uitoefening van de strafvordering veronderstelt dat zowel de opsporings- als de gerechtelijke onderzoeken worden afgesloten binnen de kortst mogelijke tijd.
In dit opzicht lijkt het aangewezen de vervolgingen toe te splitsen op de belangrijkste inbreuken die werden gepleegd veeleer dan alle aspecten van het dossier te willen onderzoeken.
Men mag inderdaad niet uit het oog verliezen dat in faillissementszaken waarin verschillende tenlasteleggingen naast elkaar worden vervolgd, de strafrechter niettemin slechts één straf zal opleggen (nl. deze voorzien voor het zwaarste misdrijf) zo hij eenheid van opzet weerhoudt, wat doorgaans het geval zal zijn.
Het tijdig afsluiten en zodoende beperkt houden van het strafonderzoek zal de strafvordering in de regel gunstiger beïnvloeden dan het jarenlang te laten aanslepen vanuit de optiek alle inbreuken te willen vervolgen.
Selectiviteit in de vervolgingen laat tevens toe de vervolgde personen vlugger "buiten spel" te plaatsen, in de gevallen waarin de strafrechter gebruik maakt van de mogelijkheden geboden door het recent gewijzigd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 (cfr. infra).
Wanneer de parketmagistraat in faillissementszaken vaststelt dat een gerechtelijk onderzoek te lang aansleept, dient hij in een verslag aan de procureur-generaal voor te stellen eindvorderingen te nemen in de staat waarin het onderzoek zich bevindt.
In deze context dient de parketmagistraat er tevens over te waken dat de onderzoeksrechter zich strikt houdt aan zijn saisine zoals die voortvloeit uit de vordering tot inonderzoekstelling van het parket en de desgevallend nadien genomen bijkomende vorderingen.
5.7. Toepassing van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934
Het wettelijk stelsel van het beroepsverbod werd recent fundamenteel gewijzigd door de wet van 2 juni 198 (B.S. 22 augustus 1998).
Thans kan de strafrechter die een veroordeling uitspreekt voor de in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 opgesomde misdrijven (o.a. misdrijven die verband houden met de staat van faillissement) de veroordeelde het verbod opleggen om o.m. het ambt van bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap uit te oefenen gedurende een periode van drie jaar tot tien jaar.
Elke veroordeling voor bedoelde misdrijven, zelfs voorwaardelijk, als dader of medeplichtige kan thans aanleiding geven tot het opleggen van het rechterlijk verbod, zelfs in geval van strafbare poging.
De rechter kan voortaan het verbod dan ook opleggen wanneer hij een, al dan niet voorwaardelijke, geldboete als straf uitspreekt.
De in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 vervatte opsomming van de in aanmerking komende misdrijven werd uitgebreid met :
het misdrijf van "misbruik van vennootschapsgoederen" (artikel 492bis S.W.)
inbreuken op de fiscale wetgeving zoals die nader worden omschreven in de verschillende fiscale wetboeken met in begrip van de algemene wet inzake douane en accijnzen
inbreuken op de milieuwetgeving, nl. de artikelen 395 tot 398 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur.
Krachtens artikel 1bis van het koninklijk besluit nr.22 kan de strafrechter die een veroordeling uitspreekt wegens een faillissementsmisdrijf of wegens misbruik van vennootschapsgoederen tevens het verbod opleggen om persoonlijk of door een tussenpersoon een koopmansbedrijf uit te oefenen voor een termijn van drie jaar tot tien jaar.
De vernieuwde regeling van het beroepsverbod impliceert dat de strafrechter, gelet op de ernst van de feiten en de doelstelling van het koninklijk besluit nr. 22, in elk concreet geval zal dienen uit te maken of de veroordeelde in de toekomst nog kan worden toegelaten tot een koopmansbedrijf of tot het bestuur van of het toezicht op vennootschappen.
De beperking in de tijd laat thans evenredigheid toe tussen de duur van de sanctie en de ernst van de feiten mede in functie van de mogelijkheden tot maatschappelijke reclassering van de veroordeelde.
De strafrechter zal zijn beslissing dienaangaande dienen te motiveren.
Het lijdt geen twijfel dat het opleggen van een beroepsverbod een uitermate efficiënte strafmaatregel uitmaakt in de strijd tegen de frauduleuze faillissementen waardoor recidiverend crimineel gedrag kan worden voorkomen.
Ofschoon het beroepsverbod ambtshalve door de rechter kan worden opgelegd, veronderstelt een efficiënte uitoefening van de strafvordering dat de magistraten van het parket ter zitting het beroepsverbod vorderen telkens wanneer die strafmaatregel hen aangewezen lijkt, daarbij rekening houdend met de intrinsieke zwaarwichtigheid van de gepleegde feiten, de persoonlijkheid van de verdachte, zijn strafrechtelijk verleden en mogelijkheden tot reclassering en de door hem uitgeoefende beroepsactiviteit.
Ik verzoek u telkens wanneer de toepassing van deze richtlijnen in de praktijk moeilijkheden zou opleveren en telkenmale er zich bij het behandelen van dossiers in deze materie principiële problemen zouden stellen, met het bevoegde parket-generaal contact te nemen opdat naar een passende oplossing zou kunnen worden gestreefd.
Voor het College van Procureurs-generaal (A. VAN OUDENHOVE, Procureur-generaal te Brussel, F. SCHINS, Procureur-generaal te Gent, E. THILY, Procureur-generaal te Luik, G. LADRIERE, Procureur-generaal te Bergen, C. DEKKERS, Procureur-generaal te Antwerpen).
G. LADRIERE,
Procureur-generaal te Bergen
Voorzitter van het COLLEGE
BIJLAGE 1
PARKET
VAN DE
PROCUREUR DES KONINGS
-----
-----
Ref.:
Bijlage :
|
M ...
Gerechtsdeurwaarder
... , ...
|
M... de Gerechtsdeurwaarder,
Ik heb de eer u in bijlage de tekst over te maken van een dagvaarding om te verschijnen voor de rechtbank van koophandel te ...
Het betreft een dagvaarding inzake ontbinding ten gevolge van het niet-neerleggen van de jaarrekeningen van de betrokken vennootschap.
Ik vestig uw aandacht -voor zover dit noodzakelijk is- op het feit dat mijn dienst vrijgesteld is van de registratiekosten, van inschrijving op de rol en zegels en dat de kosten van uw optreden door artikel 143 van het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken wordt geregeld.
Uw kostenstaat kan worden gevoegd bij uw globale opgave van kosten in strafzaken.
Hoogachtend,
De procureur des Konings,
BIJLAGE 2
DAGVAARDING OM TE VERSCHIJNEN
VOOR DE RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE ............
Gelet op artikel 177 sexies van het eerste boek, titel IX, van het wetboek van koophandel;
Aangezien de gedagvaarde gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikel 80 van deze wet, in voorkomend geval de rekeningen afgesloten op ..., ..., ....
Aangezien er reden toe is om de ontbinding van de vennootschap uit te spreken;
Op verzoek van de procureur des Konings
(adres)
in naam van zijn ambt,
Dagvaarden om te verschijnen : (naam van de vennootschap)
H.R..nr ...
(adres)
op (datum),
voor de .... kamer van de rechtbank van koophandel te ...,
Kabinet van de voorzitter,
adres,
om :
1. de ontbinding van de gedagvaarde vennootschap horen uit te spreken;
2. de vereffenaar te horen aanduiden en de vereffeningswijze te horen bepalen;
3. te horen bevelen dat de uitspraak die gewezen wordt bij uittreksel wordt bekendgemaakt als bijlagen van het Belgisch Staatsblad;
4. de gedagvaarde te horen veroordelen in de proceskosten alsook in alle kosten die de uitspraak met zich meebrengt;
5. de afsluiting van de vereffening van de vennootschap te horen uitspreken, nadat verslag aan de rechtbank door de vereffenaar is uitgebracht en tevens de consignatie horen bevelen aan de deposito- en consignatiekas van de sommen en waarden die aan de schuldeisers of vennoten zijn toegekend en die hun niet bezorgd konden worden;
6. te horen dat de boeken en bescheiden van de vennootschap in bewaring worden gegeven voor een periode van vijf jaar aan de aangewezen vereffenaar;
7. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te horen verklaren niettegenstaande beroep of verzet en zonder borgstelling.
BIJLAGE 3
PARKET
VAN DE
PROCUREUR DES KONINGS
___
___
Not.: nr
|
RECHTBANK
VAN
KOOPHANDEL
___
___
Nr :
|
MEMORIE INZAKE FAILLISSEMENT
Artikel 60 van de wet van 8 augustus 1997 bepaalt het volgende :
"In elk faillissement zijn de curators gehouden, binnen twee maanden na hun ambtsaanvaarding, aan de rechter-commissaris een memorie of kort verslag te overhandigen betreffende de vermoedelijke toestand van het faillissement, de voornaamste oorzaken en omstandigheden ervan en de kenmerken die het vertoont.
"De rechter-commissaris doet de memorie, met zijn aanmerkingen, dadelijk toekomen aan de procureur des Konings. Indien zij hem niet is afgegeven binnen de voorgeschreven termijn, geeft hij daarvan kennis aan de procureur des Konings en deelt hem de door de curator opgegeven oorzaken van de vertraging mee".
In uitvoering van deze wettelijke bepalingen worden de curators verzocht bijgevoegde geuniformiseerde vragenlijst in te vullen.
Indien de curators in de loop van hun werkzaamheden vaststellen dat ernstige onregelmatig-heden werden begaan, dienen zij de procureur des Konings terzake onmiddellijk in te lichten zonder te wachten op het verstrijken van de termijn van twee maanden voorzien bij voormeld artikel 60.
-2-
MEMORIE INZAKE FAILLISEMENT
Handelsvennootschap
Vonnis van
Plaatsopneming van
FAILLISSEMENT OP EIGEN AANGIFTE,
DAGVAARDING, AMBTSHALVE
IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE (1)
Rechter-commissaris : Curator :
Griffier :
________________________________________________________________________________
Rechtsvorm van de vennootschap..........................................................................................
Benaming..............................................................................................................................
Handelsnaam of benaming van de vennootschap.....................................................................
de bedrijfszetel..............................................................................................
Adres waar de gefailleerde vennootschap aangetroffen werd..................................................
Nummer en datum van inschrijving in het handelsregister.........................................................
Bekendmaking van de oprichtingsakte ...........................Bijlagen Belgisch Staatsblad van
Akte nr.
Statutair doel (korte omschrijving)..........................................................................................
Maatschappelijk kapitaal - Volgestort bedrag........................................................................
Achtereenvolgende wijzigingen van het kapitaal......................................................................
Begindatum van de handelsverrichtingen.................................................................................
________________________________________________________________________________
________________
1. Doorhalen wat niet van toepassing is.
-3-
In functie zijnde bestuurders, zaakvoerders, commissarissen, directeurs, vereffenaars :
Hoedanigheid
& titel
|
Naam
& voornamen
|
Nationaliteit
& woonplaats
|
Bezoldigingen
& contracten
|
Deelneming
in het kapitaal
|
|
|
|
|
|
Naam, voornamen, woonplaats en hoedanigheid van de personen die bij de plaatsopneming aangetroffen en verhoord werden - samenvatting van hun verklaringen :
-4-
STAAT EN OORZAKEN VAN HET FAILLISSEMENT
I - BOEKHOUDING
1 - Gebruikt boekhoudkundig systeem :
2 - Overeenstemming van de boekhouding met de wet van 17 juli 1975 en opgave van de datum tot wanneer de boeken werden bijgehouden :
3 - Jaarrekeningen :
Overeenstemming van de jaarrekeningen met het koninklijk besluit van 8 oktober 1976
Zijn de jaarrekeningen ter griffie van de rechtbank van koophandel neergelegd :
- jaar 19 , op
- jaar 19 , op
- jaar 19 , op
4 - Welk is het bedrag door de gefailleerde vennootschap aangegeven als netto belastbaar inkomen - of als verlies - in haar fiscale aangifte over de laatste drie aanslagjaren ?
- dienstjaar 19 , op
- dienstjaar 19 , op
- dienstjaar 19 , op
5 - Vermelding van de ontbrekende of weggemaakte boeken :
(wie heeft in voorkomend geval, de inhoud ervan verwijderd, uitgevaagd of vervalst ?)
-5-
6 - Naam en adres van de boekhouder en/of van de fiduciaire :
7 - Wegneming van de speciën, waarden en cheques :
8 - Lijst van de bijzonderste schuldenaars en schuldeisers met opgave van de verschuldigde bedragen en van de eventuele banden van vennootschap met de bestuurders van de gefailleerde vennootschap.
-6-
II - KRITIEKE PERIODE
9. Zijn er protesten geweest ?
- Werden er vervolgingen ingesteld (dagvaardingen - gerechtsbrieven - rechtsdagen) ?
- Werden er gerechtelijke beslissingen uitgesproken ?
- Zijn er inbeslagnemingen geweest ?
- Werden er gedwongen verkopingen vastgesteld ?
- op welke datum ?
- Werden er cheques zonder dekking uitgegeven ?
- Werden er goederen aan leveranciers terugbezorgd ?
10. Op welk tijdstip zijn, volgens de verklaringen van de gefailleerde vennootschap, de moeilijkheden begonnen ?
11. Op welke datum werden de betalingen gestaakt ?
- volgens de gefailleerde vennootschap ?
- volgens de rechter-commissaris en de curator ?
-7-
12. Wat zijn, volgens de gefailleerde vennootschap, de oorzaken van het faillissement ? (wat de memorie van de curator en de opmerkingen van de rechter-commissaris betreft, zie V en VI hierna, blz. 12 en 13)
-8-
III - ACTIVITEIT GEDURENDE DE KRITIEKE PERIODE
13. Bezit de gefailleerde vennootschap de volledige lijst van al haar schuldeisers ?
Naam en adres van de belangrijkste schuldeisers en verschuldigde bedragen :
14. Zijn er onlangs gedwongen verkopingen verricht ?
Data, bedragen, naam en adres van de schuldeisers :
15. Zijn er onlangs aanzienlijke aankopen gedaan ?
Data, bedragen en voorwaarden :
Naam en adres van de leveranciers :
16. Zijn er onlangs aanzienlijke verkopingen verricht ?
Data, bedragen en voorwaarden :
Naam en adres van de kopers :
-9-
17. Werd na het staken van de betalingen een deel van het actief van de gefailleerde vennootschap verduisterd ?
Data, bedragen en omstandigheden :
Naam en adres van de vermoedelijke daders :
18. Zijn er door de gefailleerde vennootschap leningen aangegaan ?
Data, bedragen, voorwaarden en omstandigheden :
Naam en adres van de leners :
19. Zijn er borglochten ?
Naam en adres van de avalgevers :
20. Zijn er de laatste maanden aanzienlijke uitgaven gedaan ?
Data, bedragen en redenen :
Naam en adres van de ontvangers :
-10-
21. Waaraan werden de laatste geldinkomsten besteed ?
Wat zijn de laatste bedragen toegekend aan bestuurders, zaakvoerders en andere verantwoor-delijken ?
Data, bedragen en redenen :
Naam en adres van de begunstigden :
22. Oefenen de zaakvoerders en bestuurders gelijkaardige functies uit in andere vennootschappen ?
Hebben zij belang in andere handelsondernemingen ?
Benaming en zetel van de vennootschappen of van de ondernemingen ?
Welke is hun actuele beroepswerkzaamheid en waar wordt deze uitgeoefend ?
23. Zijn er reeds in een faillissementsprocedure betrokken geweest ?
Zo ja, op welke datum en voor welk gerecht ?
-11-
IV - ACTIEF EN PASSIEF
24. Financieel overzicht in de vorm van een balans op het ogenblik van het faillissement
ACTIEF
|
PASSIEF
|
Nog te storten kapitaal....................................
|
Nominaal kapitaal.........................................
|
VASTE ACTIVA
|
BEVOORRECHT PASSIEF
|
Onroerende goederen.....................................
|
R.S.Z.............................................................
|
Materieel........................................................
|
Bedrijfsvoorheffing......................................
|
Roerende goederen........................................
|
Belastingen...................................................
|
Voertuigen......................................................
|
B.T.W...........................................................
|
REALISEERBARE ACTIVA
|
Verschuldigde huurgelden............................
|
Goederen.......................................................
|
Hypotheken...................................................
|
Klanten..........................................................
|
Personeel (verschuldige lonen en.................
|
Op te maken facturen.....................................
|
salarissen).....................................................
|
Diverse schuldenaars......................................
|
Voorziene opzeggingen................................
|
Portefeuille.....................................................
|
GEWOON PASSIEF
|
Waarborgen...................................................
|
Verzekeringen..............................................
|
Vooruitbetaalde kosten...................................
|
Leveranciers.................................................
|
Te ontvangen commissielonen.........................
|
Diverse schuldeisers.....................................
|
BESCHIKBARE MIDDELEN
|
Te verwachten facturen................................
|
Kas................................................................
|
Te betalen effecten.......................................
|
Brandkast.......................................................
|
|
Postrekening...................................................
|
|
Bank..............................................................
|
|
Postzegels......................................................
|
|
Fiscale zegels..................................................
|
|
TOTAAL......................................................
|
TOTAAL....................................................
|
-12-
V - OPMERKINGEN EN CONCLUSIES VAN DE CURATOR
(over de oorzaken van het faillissement, het bestuur van de gefailleerde vennootschapen en de handelswijze van haar verantwoordelijken met betrekking tot de vastgestelde onregelmatigheden, enz.)
Datum
De curator,
-13-
VI - OPMERKINGEN VAN DE RECHTER-COMMISSARIS
Datum
De rechter-commissaris,
BIJLAGE 3 Bis
PARKET
VAN DE
PROCUREUR DES KONINGS
___
___
Not.: nr
|
RECHTBANK
VAN
KOOPHANDEL
___
___
Nr :
|
MEMORIE INZAKE FAILLISSEMENT
Artikel 60 van de wet van 8 augustus 1997 bepaalt het volgende :
"In elk faillissement zijn de curators gehouden, binnen twee maanden na hun ambtsaanvaarding, aan de rechter-commissaris een memorie of kort verslag te overhandigen betreffende de vermoedelijke toestand van het faillissement, de voornaamste oorzaken en omstandigheden ervan en de kenmerken die het vertoont.
"De rechter-commissaris doet de memorie, met zijn aanmerkingen, dadelijk toekomen aan de procureur des Konings. Indien zij hem niet is afgegeven binnen de voorgeschreven termijn, geeft hij daarvan kennis aan de procureur des Konings en deelt hem de door de curator opgegeven oorzaken van de vertraging mee".
In uitvoering van deze wettelijke bepalingen worden de curators verzocht bijgevoegde geuniformiseerde vragenlijst in te vullen.
Indien de curators in de loop van hun werkzaamheden vaststellen dat ernstige onregelmatig-heden werden begaan, dienen zij de procureur des Konings terzake onmiddellijk in te lichten zonder te wachten op het verstrijken van de termijn van twee maanden voorzien bij voormeld artikel 60.
-2-
MEMORIE INZAKE FAILLISSEMENT
Handelaar en handelsbenaming
Vonnis van
Plaatsopneming van
FAILLISSEMENT OP EIGEN AANGIFTE,
DAGVAARDING, AMBTSHALVE
IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE (1)
Rechter-commissaris : Curator :
Griffier :
________________________________________________________________________________
Naam en voornamen.............................................................................................................
Handelsnaam of bijzondere benaming.....................................................................................
Adres van de handelsexploitatie.............................................................................................
het bijkantoor.....................................................................................................
Adres waar de gefailleerde gevonden werd............................................................................
Nummer en datum van inschrijving in het handelsregister.........................................................
Aard van de handel...............................................................................................................
Begindatum van de handelsverrichtingen.................................................................................
Plaats en datum van geboorte, nationaliteit, burgerlijke
staat, beroep en woonplaats van de gefailleerde.....................................................................
Naam, voornaam van de echtgenoot
met dezelfde identiteitsinlichtingen...........................................................................................
Naam, voornamen, woonplaats en hoedanigheid van de personen die bij de plaatsopneming aangetroffen en verhoord werden - samenvatting van hun verklaringen.
_______________
1. Doorhalen wat niet van toepassing is.
-3-
STAAT EN OORZAKEN VAN HET FAILLISSEMENT
I - BOEKHOUDING
1 - Gebruikt boekhoudkundig systeem ?
2 - Overeenstemming van de boeken met de wet van 17 juli 1975 :
A) Onderneming met vereenvoudigde boekhouding
- financieel dagboek bijgehouden tot :
- aankoopfactuurboek bijgehouden tot :
- verkoopfactuurboek bijgehouden tot :
- inventarisboek bijgehouden tot :
B) Onderneming met volledige boekhouding
1- centralisatie per maand, per drie maand Periode van centralisaties :
- het dagboek of centraal dagboek bijgehouden tot :
2- het hulpdagboek bijgehouden tot :
of
de bijzondere hulpdagboeken :
- aankoopfactuurboek bijgehouden tot :
- verkoopfactuurboek bijgehouden tot :
- financiële boeken bijgehouden tot :
3- boekhoudkundig plan :
4- inventarisboek bijgehouden tot :
- jaarrekeningen tot :
- inventarisstukken tot :
-4-
3 - Vermelding van de ontbrekende boeken :
4 - Vermelding van de weggemaakte boeken :
5 - Naam en adres van de boekhouder en/of van de fiduciaire :
6 - Wegneming van de speciën, waarden en cheques :
7 - Heeft de gefailleerde zijn boeken of bepaalde boeken daarvan, doen verdwijnen ?
Heeft hij de inhoud ervan verwijderd, uitgevaagd of vervalst ?
8 - Lijst van de bijzonderste schuldenaars en schuldeisers met opgave van de verschuldigde bedragen en van de eventuele banden van verwantschap met de gefailleerde.
-5-
II - KRITIEKE PERIODE
9. Zijn er protesten geweest ?
- Werden er vervolgingen ingesteld (dagvaardingen - gerechtsbrieven - rechtsdagen) ?
- Werden er gerechtelijke beslissingen uitgesproken ?
- Zijn er inbeslagnemingen geweest ?
- Werden er gedwongen verkopingen vastgesteld ?
- op welke datum ?
- Werden er cheques zonder dekking uitgegeven ?
- Werden er goederen aan leveranciers terugbezorgd ?
10. Op welk tijdstip zijn, volgens de verklaringen van de gefailleerde, de moeilijkheden begonnen ?
11. Op welke datum werden de betalingen gestaakt ?
- volgens de gefailleerde ?
- volgens de rechter-commissaris en de curator ?
-6-
12. Wat zijn, volgens de gefailleerde, de oorzaken van het faillissement ? (wat de memorie van de curator en de opmerkingen van de rechter-commissaris betreft, zie V en VI hierna, blz. 12 en 13)
-7-
III - ACTIVITEIT GEDURENDE DE KRITIEKE PERIODE
13. Zijn er onlangs gedwongen verkopingen verricht ?
Data, bedragen, naam en adres van de schuldeisers :
14. Zijn er onlangs aanzienlijke aankopen gedaan ?
Data, bedragen en voorwaarden :
Naam en adres van de leveranciers :
15. Zijn er onlangs aanzienlijke verkopingen verricht ?
Data, bedragen en voorwaarden :
Naam en adres van de kopers :
16. Heeft de gefailleerde en gedeelte van zijn activa verduisterd of verborgen ?
Data, bedragen en omstandigheden :
-8-
17. Zijn er door de gefailleerde leningen aangegaan ?
Data, bedragen, voorwaarden en omstandigheden :
Naam en adres van de leners :
18. Zijn er borglochten ?
Naam en adres van de avalgevers :
19. Zijn er de laatste maanden aanzienlijke uitgaven gedaan ?
Data, bedragen en redenen :
Naam en adres van de ontvangers :
20. Waaraan werden de laatste geldinkomsten besteed ?
Heeft de gefailleerde, tot persoonlijke doeleinden, schijnbaar overdreven geldopnemingen gedaan ?
Data, bedragen en redenen van de laatste afnemingen :
-9-
21. Heeft de gefailleerde beloofd ontbrekende of bijkomende documenten en inlichtingen te verschaffen ?
Te specifieren :
22. Is de gefailleerde bestuurder, zaakvoerder, vennoot of commissaris van vennootschap ?
Heeft hij belangen in andere handelsondernemingen ?
Benaming en zetel van de vennootschappen of van de ondernemingen :
Welke is zijn actuele beroepswerkzaamheid en waar wordt deze uitgeoefend ?
23. Is de gefailleerde reeds betrokken geweest in een faillissementsprocedure ?
Zo ja, op welke datum en voor welk gerecht ?
-10-
IV - ACTIEF EN PASSIEF
24. Financieel overzicht in de vorm van een balans op het ogenblik van het faillissement
ACTIEF
|
PASSIEF
|
VASTE ACTIVA
|
BEVOORRECHT PASSIEF
|
Onroerende goederen.....................................
|
R.S.Z.............................................................
|
Materieel........................................................
|
Bedrijfsvoorheffing......................................
|
Roerende goederen........................................
|
Belastingen...................................................
|
Voertuigen......................................................
|
B.T.W...........................................................
|
REALISEERBARE ACTIVA
|
Verschuldigde huurgelden............................
|
Goederen.......................................................
|
Hypotheken...................................................
|
Klanten..........................................................
|
Personeel (verschuldige lonen en.................
|
Op te maken facturen.....................................
|
salarissen).....................................................
|
Diverse schuldenaars......................................
|
Voorziene opzeggingen................................
|
Portefeuille.....................................................
|
GEWOON PASSIEF
|
Waarborgen...................................................
|
Verzekeringen..............................................
|
Vooruitbetaalde kosten...................................
|
Leveranciers.................................................
|
Te ontvangen commissielonen.........................
|
Diverse schuldeisers.....................................
|
BESCHIKBARE MIDDELEN
|
Te verwachten facturen................................
|
Kas................................................................
|
Te betalen effecten.......................................
|
Brandkast.......................................................
|
|
Postrekening...................................................
|
|
Bank..............................................................
|
|
Postzegels......................................................
|
|
Fiscale zegels..................................................
|
|
TOTAAL......................................................
|
TOTAAL....................................................
|
-11-
25. Welke zijn de in huur genomen lokalen ?
Naam en adres van de verhuurders of van de eigenaars :
(ontbinding in overweging nemen)
26. Werd de handelszaak in pand gegeven ?
Naam en adres van de pandhoudende schuldeisers :
27. Welk bedrag werd door de gefailleerde aangegeven als netto belastbaar inkomen -of als verlies- in zijn fiscale aangifte over de laatste drie aanslagjaren ?
- aanslagjaar 19
- aanslagjaar 19
- aanslagjaar 19
28. Zijn er aanslagen in de belastingen geweest ?
Voor welke bedragen ?
- aanslagen 19
- aanslagen 19
- aanslagen 19
29. Op welke datum werden deze belastingen betaald ?
- voor het dienstjaar 19....., op
- voor het dienstjaar 19....., op
- voor het dienstjaar 19....., op
-12-
V - OPMERKINGEN EN CONCLUSIES VAN DE CURATOR
(over de oorzaken van het faillissement, de handelswijze van de gefailleerde en de vastgestelde onregelmatigheden, enz.)
Datum
De curator,
-13-
VI - OPMERKINGEN VAN DE RECHTER-COMMISSARIS
Datum
De rechter-commissaris,
Heeft u een concrete vraag in dit verband, bel ons dan op voor een afspraak 055/31.86.47 of mail elfri@elfri.be