Wanneer de doorslaggevende reden van een schenking komt weg te vallen door een voorval buiten de wil van de schenkers kan de schenking worden vervallen verklaard.
Wanneer bijvoorbeeld een vader de facturen met betrekking tot de gezinswoning van zijn dochter en haar echtgenoot betaalde door het storten van een geldsom, kan de vader na de echtscheiding deze sommen alleen van zijn schoonzoon terugvorderen wanneer de woning een eigen goed is van de schoonzoon.
aldus oordeelde het hof van beroep te Antwerpen op drie oktober 2007 NJW, 179, 259:
"Schenkingen zijn in principe onherroepbaar, buiten de in de wet voorziene gevallen. Wanneer evenwel de doorslaggevende beweegreden van de schenking door een voorval buiten de wil van de schenker wegvalt of verdwijnt, kan de feitenrechter vaststellen dat de schenking vervallen is als zij, volgens de bewoordingen zelf van de beschikking of volgens de uitleg van de wil van de beschikken, onlosmakelijk verbonden is met omstandigheden die eraan ten grondslag lagen en haar enige reden van bestaan uitmaken. (zie Cass. 16 november 1989, overzicht van rechtspraak, schenkingen en testamenten TPR 1999, I, 55 en 71 e.v.).
Terecht stelt de de eerste rechter dat te dezen bewezen is dat de doorslaggevende reden van de vader om de onrechtstreekse schenking te doen, de begunstiging was van het gezin van zijn dochter en schoonzoon, door hen instaat te stellen en gezinswoning te bouwen, brengt mede dat de doorslaggevende beweegreden voor de schenking is weggevallen, door een voorval buiten de wil van de schenker.
Bijgevolg dient de schenking vervallen te worden verklaard en dienen de geschonken sommen te worden terugbetaald. Waar de schenker te dezen kennelijk bedoelde het gezin te begunstigen zijn de gelden blijkbaar uitsluitend aangewend om de kosten te betalen van een eigengoed van de schoonzoon, zodat deze als enige begunstigde van de schenking dient aanzien te worden. Het is derhalve deze schoonzoon en deze schoonzoon alleen die tot terugbetaling is gehouden zodat zijn tussenvordering ten aanzien van mevrouw S. ongegrond is."
Het leerstuk van het verval van een schenking of een legaat wegens het wegvallen van de doorslag geven de beweegreden is evenwel een betwist onderwerp in het Belgisch recht en wordt zeker niet unaniem aanvaard. Het Hof van Cassatie oordeelde op 16 november 1989 voor het eerst dat het verval van een schenking mogelijk was wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak voor zover de doorslaggevende beweegreden van de schenking, waarmee ze onlosmakelijk was verbonden en die haar enige reden van bestaan uitmaakte is weggevallen buiten de wil van de schenker. Het cassatiearrest van 21 januari 2000 voegde hieraan nog een voorwaarde toe dat bij het vervallen van een legaat de verdwijning van de oorzaak die het verval van de schenking tot gevolg heeft zich moet voordoen voor het overlijden van de erflater.
Maar in een arrest van 12 december 2008, lijkt het Hof van Cassatie op deze stelling terug te komen en treedt zij de motivering ervan het aangevochten arrest van het hof van beroep bij stellende dat het bestaan van een oorzaak een geldigheidsvoorwaarde de uitmaakt, zodat dit enkel moet worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling en de latere verdwijning ervan geen invloed heeft op de geldigheid van de overeenkomst waarbij dit niet alleen geld voor legaten maar ook voor schenkingen. Het hof stelt verder dat de oorzaak van een schenking «niet uitsluitend (ligt) in het begiftigingsoogmerk van de schenker maar in de doorslaggevende beweegreden die hem ertoe gebracht heeft de gift of de schenking te doen.
Zie ook verdwijnen van oorzaak of voorwerp van de verbintenis