Vertegenwoordiging is een breed verspreide juridische techniek waarvan lastgeving slechts een bijzondere toepassing is.
Art. 1.8 NBW stelt enkele principes met betrekking tot de vertegenwoordiging vast bij wet zonder de materie volledig te regelen. meer precies, beoogt dit artikel niet af te wijken van de regels op het vlak van de vertegenwoordiging van beschermde personen. men spreekt van vertegenwoordiging wanneer rechtsgevolgen worden toegerekend aan een ander dan de handelende persoon.
De vertegenwoordiging kan betrekking hebben op de meest uiteenlopende rechtshandelingen (totstandkoming van een contract, ingebrekestelling, betaling, proceshandeling, aangifte van belastingen, enz.). Vandaar dat dit artikel in dit inleidende gedeelte staat. slechts uitzonderlijk is vertegenwoordiging omwille van de aard van de handeling of op grond van een wettelijke bepaling verboden (bijvoorbeeld het huwelijk, een testament, een eed, een persoonlijke verschijning voor de rechter).
Vertegenwoordiging kan zijn oorsprong vinden in een rechtshandeling, de wet (met inbegrip van de schijnvertegenwoordiging) of een rechterlijke beslissing (met inbegrip van een arbitrale beslissing). Dit wordt bevestigd in de tweede paragraaf.
De vertegenwoordiging kan verschillende vormen aannemen naargelang de wijze waarop de vertegenwoordiger optreedt (W. Van Gerven, Algemeen Deel, Antwerpen, 1969, 473, nr. 146 e.v.).
Wanneer de vertegenwoordiger optreedt in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde spreekt men van onmiddellijke vertegenwoordiging (dat is in beginsel het geval bij lastgeving). in dat geval worden de door de vertegenwoordiger verrichte rechtshandelingen rechtstreeks toegerekend aan de vertegenwoordigde. aan het vereiste van optreden “in naam van” kan ook voldaan zijn, wanneer de derde slechts kennis heeft van het bestaan van de vertegenwoordigde, maar niet van zijn identiteit (zogenaamde bepaalbare vertegenwoordiging). Ook hier is er sprake van rechtstreekse toerekening (I. Samoy, Middellijke vertegenwoordiging, 2006, 139-140; P.a. Foriers, “aspects des contrats multipartites en droit positif belge”, in L'entreprise et ses partenaires commerciaux, Limal, anthemis,, 2015, 188).
Treedt de vertegenwoordiger op voor rekening van de vertegenwoordigde, maar in eigen naam, dat spreekt men van middellijke vertegenwoordiging (wat met name het geval is bij naamlening en commissie en uitzonderlijk bij lastgeving (zie over deze laatste hypothese: I. Samoy, “What's in a name?” Het “in naam van-vereiste” bij de vertegenwoordiging vier jaar na schoordijk”, TPR 2004 – Liber Amicorum TPR en Marcel Storme, 563-576). in dat geval vindt geen rechtstreekse toerekening plaats tussen de opdrachtgever en de derde met wie de vertegenwoordiger (bijvoorbeeld de commissionair) heeft gehandeld (P. Wéry, Le mandat, répertoire notarial, 2019; i. samoy, Middellijke vertegenwoordiging, 2006; B. Tilleman, Lastgeving, in APR, Gent, 1997; RPDB, compl. iii, v° “Commission”, nr. 256; F. Glansdorff en e. Van Den Haute, Traité de droit civil belge – Tome 3: Les contrats – Volume 4: mandat, prêt, dépôt, transaction, contrats aléatoires, Brussel, Bruylant, 2017, blz. 20).
In paragraaf 3 van artikel 1.8 NBW worden de, eensgezind erkende, gevolgen bepaald van de vertegenwoordiging wanneer de door de vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling de hem toevertrouwde opdracht niet overschrijdt. Paragraaf 3 doet geen afbreuk aan de zakenrechtelijke gevolgen van de commissieovereenkomst. Bij commissie wordt immers aangenomen dat deze gevolgen rechtstreeks worden toegerekend aan de opdrachtgever, de committent (Zie I. Samoy, Middellijke vertegenwoordiging, 2005, p. 322, nr. 493).
In paragraaf 4, die eigen is aan onmiddellijke vertegenwoordiging, worden de gevolgen bepaald die gepaard gaan met het feit dat de vertegenwoordiger de grenzen van zijn volmacht heeft miskend. Het eerste lid vloeit voort uit een veralgemening van artikel 1998 Burgerlijk Wetboek, inzake de lastgeving. als de vertegenwoordiger zijn volmacht overschrijdt, verbindt de rechtshandeling de persoon, die de vertegenwoordiger beweerde te vertegenwoordigen, niet. Voorbehoud moet worden gemaakt voor het geval dat die persoon de rechtshandeling zou bekrachtigen (tweede lid).
Paragraaf 5 van artikel 1.8 NBW beschermt de derde te goede trouw die heeft gehandeld met een slechts in schijn bevoegde vertegenwoordiger. De regel uit paragraaf 4 van artikel 1.8 NBW lijdt uitzondering wanneer de derde met wie de vertegenwoordiger heeft gehandeld, een rechtmatig vertrouwen heeft kunnen stellen in een schijn van bevoegdheid, die kan worden toegerekend aan het al dan niet foutieve gedrag van de zogenaamd vertegenwoordigde persoon. Deze toerekening als gevolg van het rechtmatig vertrouwen wordt door de rechtspraak van het Hof van Cassatie in talrijke arresten erkend (Cass. 20 juni 1988, Pas., 1988, i, blz. 1258, JT 1989, blz. 547, RCJB 1991, blz. 45, noot r. Kruithof, RW 1989-1990, blz. 1425, noot a. Van Oevelen; Cass. 20 januari 2000, Pas., 2000, nr. 54, TBH-RDC 2000, 483, noot P.a. Foriers; Cass. 25 juni 2004, Pas., 2004, blz. 1162, RW 2006-2007, 959, noot, TBBR-RGDC 2004, blz. 457; Cass. 2 september 2010, TBBR-RGDC 2011, 300, noot F. George; Cass. 22 februari 2019, C.17 0302.n). Benadrukt wordt dat de gewekte schijn toerekenbaar is aan een handeling die de schijnvertegenwoordigde vrijwillig heeft verricht. De correctiemechanismen gebaseerd op de zaakwaarneming en de ongerechtvaardigde verrijking kunnen de derde eveneens ten goede komen.
Uittreksel uit het NBW
§ 1 Er is sprake van vertegenwoordiging wanneer een persoon de bevoegdheid heeft om voor rekening van een ander een rechtshandeling met een derde te verrichten.
De vertegenwoordiging is onmiddellijk of volkomen wanneer de vertegenwoordiger de rechtshandeling verricht in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde persoon.
Zij is middellijk of onvolkomen wanneer de vertegenwoordiger die handeling in eigen naam verricht, maar voor rekening van de vertegenwoordigde persoon.
§ 2 Vertegenwoordiging vindt haar oorsprong in een rechtshandeling, een gerechtelijke beslissing of de wet.
§ 3 In geval van onmiddellijke vertegenwoordiging brengt de door de vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling rechtsgevolgen teweeg tussen de vertegenwoordigde en de derde.
In geval van middellijke vertegenwoordiging brengt de door de vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling rechtsgevolgen teweeg tussen de laatstgenoemde en de derde.
§ 4 In geval van onmiddellijke vertegenwoordiging, indien de vertegenwoordiger een rechtshandeling verricht zonder daartoe bevoegd te zijn, verbindt de rechtshandeling de vertegenwoordigde niet ten aanzien van derden, behalve als hij deze bekrachtigt.
De bekrachtiging werkt terug tot op de datum waarop de rechtshandeling is verricht, onverminderd de door derden verkregen rechten.
§ 5 De vertegenwoordigde is eveneens gebonden door de rechtshandeling verricht door een onbevoegde vertegenwoordiger indien de schijn van een toereikende bevoegdheid hem is toe te rekenen en de derde deze schijn in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze voor werkelijk mocht aannemen. De schijn is toerekenbaar aan de vertegenwoordigde indien hij uit vrije wil door zijn verklaringen of zijn gedraging, die niet onrechtmatig hoeven te zijn, ertoe bijgedragen de schijn te wekken of in stand te houden.
§ 6 Wie voor rekening van een ander rechtshandelingen moet verrichten, mag niet optreden als tegenpartij van die andere noch in geval van een belangenconflict. Een dergelijke rechtshandeling is nietig, tenzij de vertegenwoordigde hiermee uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft ingestemd.