De ontbinding van een overeenkomst kan principieel eenzijdig gebeuren door een van de partijen. Zij kan door de wederpartij stilzwijgend of uitdrukkelijk aanvaard worden. In dit geval hebben de partijen een overeenkomst bereikt met betrekking tot de ontbinding van de overeenkomst en is de overeenkomst ook ontbonden zonder dat er nog van verbreking of vergoeding voor verbreking sprake kan zijn.
Wanneer een partij eenzijdig de overeenkomst ontbindt en deze ontbinding wordt door de wederpartij niet aanvaard, waarbij de “opgezegde” partij gewoon de overeenkomst verder zet is de ontbinding onderworpen aan het gerechtelijk toezicht.
Maar een partij kan niet eenzijdig de nietigheid van een overeenkomst opwerpen. Enkel de rechtbank kan de nietigheid van een overeenkomst uitspreken, met andere woorden de overeenkomst vernietigen. De vernietiging is ook geen sanctie wegens een gebrek in de uitvoering van de overeenkomst maar wel een sanctie voor de gebreken bij de totstandkoming van het contract.
Wanneer een partij voor de rechtbank de nietigheid van een overeenkomst vordert, is de rechter niet toegelaten om de nietigheid af te wijzen en in plaats daarvan de ontbinding uit te spreken. Dit is namelijk in strijd met het beschikkingsbeginsel.
Bovendien slaat de nietigheid op de totstandkoming van de overeenkomst die behept is met gebreken terwijl de ontbinding slaat op tekortkomingen in de uitvoering.
Nietigheid en vernietiging in het NBW
In het positief recht bestaat er geen substantieel verschil meer tussen nietigheid en vernietiging. Dit historische onderscheid heeft tegenwoordig dus zijn betekenis verloren.
De nietigheidssanctie kan terzijde worden geschoven wanneer dit niet de meest geschikte sanctie zou zijn. Zoals elke sanctie, moet de nietigheid in verhouding moet zijn met het beoogde doel, d.i. de naleving van de geschonden norm verzekeren.
De wetgever kan dus beslissen om de nietigheid uitdrukkelijk te vervangen door een andere, meer geschikte sanctie, zoals de niet-tegenwerpelijkheid in geval van een pauliaanse vordering, de schadevergoeding in geval van incidenteel bedrog, de matiging van de verbintenis in geval van een kennelijk onredelijk schadebeding, enz.
Overigens moet nietigheid, zelfs bij gebrek aan een uitdrukkelijke bepaling in die zin, worden verworpen wanneer de toepassing van een dergelijke sanctie kennelijk indruist tegen het doel van de geschonden norm.
Denk bijvoorbeeld aan
• de schending van bepaalde gewestelijke normen inzake huur
• regulariseerbare stedenbouwkundige inbreuken
• de vormvereisten inzake contracten tot reisorganisatie en reisbemiddeling
• de vormvoorwaarden waarin de antiwitwaswetgeving voorziet
Indeling van de nietigheden (Art. 5.58 NBW)
De nietigheid is absoluut wanneer de geschonden regel van openbare orde is en dus in hoofdzaak de bescherming van het algemeen belang beoogt. Iedere belanghebbende kan zich erop beroepen.
De nietigheid is relatief wanneer de geschonden regel van dwingend recht is en dus in hoofdzaak de bescherming van een particulier belang beoogt. Enkel de beschermde persoon kan zich erop beroepen.
Krachtens het beginsel jura novit curia, is de rechter inderdaad ertoe gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de rechtsregel die daarop van toepassing is. Hij heeft dus de plicht om, met inachtneming van de rechten van verdediging, ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die de partijen in het bijzonder hebben aangevoerd ter ondersteuning van hun eisen.
Wanneer de partijen de feiten niet in het bijzonder hebben aangevoerd, is de toepassing van de rechtsregel die op die feiten gestoeld is, voor de rechter niets meer dan een mogelijkheid. Vanuit die invalshoek is de tegenstelling tussen absolute nietigheid en relatieve nietigheid afgezwakt.
Voortaan mogen en moeten – onder voornoemde voorwaarden – de twee vormen van nietigheid inderdaad ambtshalve door de rechter worden opgeworpen, tenzij het contract op geldige wijze is bevestigd.
In werking stelling van de nietigheid (Art. 5.59 NBW)
De nietigheid treedt nooit van rechtswege in. In deze zin is een contract dat aangetast is door een nietigheidsgrond niet van rechtswege nietig, maar eerder vernietigbaar
1. De nietigheid kan vooreerst minnelijk worden vastgesteld.
Een minnelijke nietigverklaring veronderstelt dat de nietigheidsgrond daadwerkelijk bestaat. Bij gebrek daaraan is het akkoord nietig voor zover het een minnelijke nietigverklaring vormt, maar kan het worden geherkwalificeerd als een opzegging door wederzijdse toestemming van de partijen (zie art. 5.70). De wet kan zich overigens verzetten tegen een minnelijke nietigverklaring of haar onderwerpen aan voorwaarden (zie bijvoorbeeld artikel 14 van de Pachtwet).
2. De nietigheid kan gerechtelijk worden vastgesteld
De gerechtelijke nietigverklaring is de gewone wijze van nietigverklaring van contracten. Het contract is nietig zodra een gerechtelijke uitspraak (ambtshalve of op vordering) het bestaan van de nietigheidsgrond erkent.
3. De nietigheid op kennisgeving
voorwaarden
a) deelbaarheid van de nietigheid van de rest van het contract
b) schriftelijke kennisgeving
c) uitgesloten voor overeenkomsten vastgelegd in authentieke akte
De titularis van de nietigheid heeft de mogelijkheid om die langs buitengerechtelijke weg de nietigheid in werking te stellen door middel van een kennisgeving aan de andere contractspartijen. Overeenkomstig artikel 5.63 zijn de gevolgen van de nietigverklaring door middel van een kennisgeving beperkt tot de verbintenissen of tot de bedingen aangetast door nietigheid indien zij deelbaar zijn van de rest van het contract. Zo impliceert het feit dat de kennisgeving aan alle andere partijen bij het contract wordt gedaan, niet noodzakelijk dat het contract ten aanzien van al die partijen nietig zal worden verklaard.
De kennisgeving moet schriftelijk gebeuren. Bijgevolg kan ze met name via een deurwaardersexploot gedaan worden, waardoor de overschrijving ervan kan worden verzekerd overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van de hypotheekwet.
De nietigverklaring door middel van een kennisgeving geschiedt echter op risico van de partij die ze uitbrengt in die zin dat ze altijd in rechte kan worden betwist en dat de rechter die vaststelt dat het contract op ongegronde wijze nietig is verklaard, kan vaststellen dat de kennisgeving onwerkzaam is en dat het contract op grond daarvan nooit een einde heeft genomen. In dat geval en indien de persoon die de kennisgeving heeft afgelegd in de tussentijd bovendien de uitvoering van het contract heeft gestaakt, kan die niet-nakoming in voorkomend geval de ontbinding van het contract te zijnen laste verantwoorden. Als de kennisgeving door de bestemmeling wordt betwist, kan de persoon die de kennisgeving heeft afgelegd de zaak ook aanhangig maken bij de rechter om de nietigverklaring van het contract te laten bevestigen. Zelfs wanneer de nietigverklaring niet wordt betwist, kan de rechter altijd worden gevat door elke belanghebbende partij om elke betwisting inzake de gevolgen ervan (met name het lot van de restituties) te beslechten.
Bij uitzondering is de nietigverklaring bij kennisgeving uitgesloten, wanneer het contract is vastgesteld door een authentieke akte (voor een vergelijkbare uitzondering, zie art. 3: 50, lid 2 NBW), zoals een notariële akte of een homologatievonnis. Die oplossing is tegelijk gerechtvaardigd door de gedachte dat de persoon die het authentiek karakter aan het contract verleent (zoals een notaris of een rechter) gehouden is om voorafgaandelijk de geldigheid ervan te verifiëren en door de bekommernis om de uitvoerende kracht van de authentieke akte niet te schaden. Een minnelijke of gerechtelijke vernietiging blijven evenwel mogelijk.
Over de ontbinding van de overeenkomst onder de gelding van het NBW zie: www.elfri.be - Artikel - Ontbinding van de overeenkomst