Verloren bewijstukkenstukken
Stukken worden vaak uitgewisseld per post. In het huidige tijdperk van de fotokopies worden meestal de stukken medegedeeld in fotokopie. Nochtans worden nog steeds sommige stukken in origineel doorgestuurd in mededeling. Hierdoor kunnen stukken verloren gaan. De stukken kunnen ook verloren gaan door brand, andere ramp of verlies.
Indien de stukken reeds neergelegd zijn op de griffie kan men ter griffie steeds de stukken gaan inzien of kan men zelfs een kopie van deze stukken op de griffie bestellen.
Indien de stukken reeds medegedeeld zijn aan de tegenpartij in fotokopie, terwijl de andere partijen die deze stukken heeft medegedeeld, deze heeft verloren, is de partij die in bezit is van de fotokopie van de stukken verplicht om deze al dan niet in fotokopie aan de wederpartij mede te delen. Indien er in een lopende zaak reeds advocaten zijn tussengekomen en de stukken reeds tussen de advocaten zijn gewisseld, bestaat er een deontologische plicht tussen advocaten om op basis van de plicht tot confraterniteit verloren gegane stukken, die reeds in kopie werden medegedeeld terug ter kennis te brengen aan de advocaat die ze heeft toegezonden en ze verloren is geraakt. Bij weigering kan eventueel de stafhouder tussenkomen om tot een regeling te komen, zoals hij ook kan tussenkomen wanneer in origineel medegedeelde stukken niet worden teruggezonden.
Anderzijds zou de partij die haar stukken verloren heeft een beroep kunnen doen op artikel 871 en van het gerechtelijk wetboek om deze aan tegenpartij medegedeelde stukken voor te leggen.
"Art. 877 Ger.W. bepaalt: “Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan dat een partij of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit, kan de rechter bevelen dat het stuk of een eensluidend verklaard afschrift ervan bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd”.
Uit deze bepalingen volgt niet dat de rechter verplicht is de overlegging van stukken te bevelen (Cass. 28/06/2012, RW 2013-2014, 983)."
Dus zelfs wanneer er geen sprake is van verloren gegane stukken bij de eigen advocaat, doch wanneer de partij zelf haar stukken is kwijt geraakt, met aanwijzing dat de stukken bij de wederpartij zijn is er een uitweg.
Het Hof van Cassatie heeft de medewerkingsplicht inzake bewijsvoering als een algemeen rechtsbeginsel erkend. Van partijen mag worden verwacht dat zij de omstandigheden van de zaak volledig en waarheidsgetrouw meedelen en te goeder trouw meewerken aan de onderzoeksmaatregelen (B. Allemeersch, Taakverdeling in het burgerlijk proces, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 470, nr. 170).
Partijen kunnen zich niet verschuilen achter de bewijslastverdeling. Algemeen wordt aanvaard dat een partij zich niet kan hullen in stilzwijgen of zich afzijdig kan opstellen onder het voorwendsel dat de bewijslast rust op haar tegenstrever, wanneer die partij over bewijsmateriaal beschikt waarop die tegenstrever nuttig een beroep zou kunnen doen (R. Mougenot, La preuve, Brussel, De Boeck & Larcier, 1997, p. 91-92, nr. 31; S. Rutten, “Beginselen van behoorlijke bewijsvoering in het burgerlijk proces: enkele aandachtspunten” in A. De Boeck, S. Stijns en R. Van Ransbeeck (eds.), Het vermogensrechtelijk bewijsrecht vandaag en morgen, Brugge, die Keure, 2009, p. 30).
De rechter kan uit de weigering van een partij om mee te werken aan de bewijsvoering een feitelijk vermoeden afleiden (S. Rutten, “Beginselen van behoorlijke bewijsvoering in het burgerlijk proces: enkele aandachtspunten” in A. De Boeck, S. Stijns en R. Van Ransbeeck (eds.), Het vermogensrechtelijk bewijsrecht vandaag en morgen, Brugge, die Keure, 2009, p. 37). Opdat dit mogelijk zou zijn, is wel vereist dat uit de niet-medewerking een vermoeden in de zin van art. 1353 BW kan worden afgeleid en dat derhalve de niet-medewerking kan worden gekwalificeerd als gewichtig, bepaald en met elkaar overeenstemmend vermoeden (Cass. 17 december 1998, RW 1998-99, 1144, noot F. Swennen).