De voorlopige bewindvoerder heeft een bij wet voorziene vergoeding van 3% op de inkomsten van de te beschermen persoon.
Een voorlopig bewindvoerder heeft geen recht op een procentueel ereloon op gerealiseerde meerwaarden tijdens het voorlopig bewind.
Wettelijk is er geen verplichting om tot vergoeding van buitengewone beheersdaden over te gaan: in de wettekst van het oude art. 488bis h) B.W.(thans 114 oud BW) staat: "kan hem nochtans na overlegging van met redenen omklede staten, een bezoldiging toekennen in verhouding tot de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen.
Onder buitengewone ambtsverrichtingen worden verstaan, de materiële en intellectuele prestaties die niet kaderen in het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon. De Koning kan de wijze bepalen waarop de vergoeding voor buitengewone ambtsverrichtingen wordt begroot (art. 497/5 oud BW)".
Er is echter tot dusver geen koninklijk besluit in deze zin.
De rechter dient de vergoeding in concreto te bepalen rekening houdend met de omstandigheden.
De aanstelling van een advocaat als voorlopige bewindvoerder moet worden gezien in het kader van de dienstverlening van dit beroep aan de maatschappij, zoals dit trouwens ook het geval is wanneer een advocaat ambtshalve wordt aangesteld in andere procedures.
Hij heeft aldus recht op een redelijke vergoeding voor de buitengewone prestaties maar ook niet meer. Zijn staat dient dan ook met een zekere bescheidenheid opgemaakt te worden rekening houdend met het feit dat de beschermde persoon haar bewindvoerder niet zelf gekozen heeft en er aldus totaal geen voorafgaande afspraken omtrent een uurloon konden gemaakt worden. De regels van de vrije markt en het vrij bepalen van het uurloon spelen derhalve niet in huidige materie.
Het is ook logisch dat de ene bewindvoering meer opbrengt dan de andere en dat het ene dossier dat voor de bewindvoerder financieel interessant is, de andere financieel oninteressante dossiers compenseert. Het gebeurt dan ook niet zelden dat dossiers meer werk vergen dan ze in feite opbrengen.
Onder buitengewone ambtsverrichtingen kunnen begrepen worden prestaties zoals het neerleggen van een verzoekschrift tot machtiging in een andere context indien ze bijvoorbeeld in de context van de ontruiming van een pand of de afwikkeling van een nalatenschap gebeuren, net omdat dergelijke zaken niet tot het dagelijks beheer behoren.