Bij een gerechtelijke verdeling worden onverdeelde goederen die niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld, verkocht zoals bepaald in artikel 1224 van het Gerechtelijk Wetboek. Eén en ander wordt aldus gesteld in
art. 826 Oud Burgerlijk Wetboek.
Dit slaat niet alleen op onroerende goederen maar ook op onverdeelbare roerende goederen, ook al verwijst de procedure van art. 1224 Gerechtelijk Wetboek naar de procedure inhoudende de verkoop van onroerende goederen. Ten aanzien van roerende goederen dient dus dezelfde procedure worden aangewend als deze voor de onroerende goederen.
Aldus, indien, ofwel uit een akkoord van alle partijen, ofwel uit het advies van de notaris-vereffenaar, in voorkomend geval gesteund op het door de deskundige ingediende verslag, blijkt dat de gevoeglijke verdeling in natura onmogelijk is, stelt de notaris-vereffenaar, behalve in geval van een akkoord van alle partijen omtrent de verkoop uit de hand overeenkomstig artikel 1214, § 1, tweede lid, de verkoopvoorwaarden van de openbare verkoping van de niet gevoeglijk in natura verdeelbare (on)roerende goederen. Eén ander conform
artikel 1224 Gerechtelijk Wetboek.
In hoeverre goederen verdeelbaar zijn wordt niet in abstractie maar in concreto beoordeeld.
De niet gevoeglijke verdeling (dus de onmogelijkheid om in natura te verdelen) omvat volgens een arrest van 9 februari 2017 van het Hof van Cassatie niet uitsluitend de gevallen waar het matrIeel onmogelijk is om de goederen te verdelen (bijvoorbeeld een schilderij), maar ook de gevallen waar omwille van feitelijke omstandigheden een dergelijke verdeling in natura onmogelijk is.
Zo kan verondersteld worden dat een gevoeglijke verdeling van aandelen die onderdeel uitmaken van het ontbonden gemeenschappelijk vermogen, zou leiden tot een situatie waarbij één van de deelgenoten in een minderheidsparticipatie terechtkomt,. In dit geval wordt er volgens het Hof van Cassatie geen einde gemaakt aan de bestaande discussie tussen partijen.
Ook wanneer de openbare verkoop van deze aandelen zou leiden tot een minderheidsparticipatie in hoofde van één van de deelgenoten en de aandelen zouden daardoor aan een lagere prijs kunnen worden ingekocht door de andere deelgenoot. Hierdoor ontstaat er dan volgens het Hof van Cassatie een ongelijkheid tussen de deelgenoten. Het moet de bedoeling zijn dat de verdeling aan deze ongelijkheid een einde kan maken.
Het Hof van Cassatie oordeelt dan ook dat de aandelen niet gevoeglijk verdeelbaar. Toch dient de vordering tot openbare verkoop afgewezen en dienen de aandelen aan één van de echtgenoten toebedeeld tegen een vergoeding.