De regel van art. 60 W. Venn. artikel is enkel van toepassing op vennootschappen met rechtspersoonlijkheid.
Zie arrest Brussel 23/01/2018 voor de volledige tekst van dit arrest klik hier
Artikel 60 W. Venn. luidt als volgt: "Tenzij anders is overeengekomen, zijn zij die in naam van een vennootschap in oprichting en vooraleer deze rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, in enigerlei hoedanigheid een verbintenis hebben aangegaan, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk, behalve wanneer de vennootschap binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis het in artikel 68 bedoelde uittreksel heeft neergelegd en zij bovendien die verbintenis binnen twee maanden na voormelde neerlegging heeft overgenomen. In dit laatste geval, wordt de verbintenis geacht van het begin af door de vennootschap te zijn aangegaan."
Dit artikel is enkel van toepassing op vennootschappen met rechtspersoonlijkheid. Een commerciële maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (artikel 46 V.Venn.). Aangezien de vennootschap Adopont een commerciële maatschap is - in zoverre deze maatschap al daadwerkelijk bestaat-, kan artikel 60 W. Venn. in onderhavig geding niet worden toegepast. Het is dan ook zinloos te onderzoeken of de voorwaarden voor de toepassing ervan zijn voldaan.
uittreksel uit voormeld arrest:
"Een commerciële maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (artikel 46 V.Venn.). Aangezien de vennootschap Adopont een commerciële maatschap is - in zoverre deze maatschap al daadwerkelijk bestaat-, kan artikel 60 W. Venn. in onderhavig geding niet worden toegepast. Het is dan ook zinloos te onderzoeken of de voorwaarden voor de toepassing ervan zijn voldaan. Het is evenmin ter zake dienend om uit te wijden over de draagwijdte en de gevolgen van een overname van ~en verbintenis als bedoeld in artikel 60 W. Venn.
Adopont heeft als commerciële maatschap gèen rechtspersoonlijkheid. Zij is geen rechtspersoon. Alle middelen van appellant die uitgaan van de verkeerde premisse dat Adopont een rechtspersoon is, dienen derhalve te worden verworpen.
Zelfs indien de door appellant aangegane verbintenissen op de een of andere grond zouden zijn overgenomen door een persoon in wiens naam appellant optrad, dan nog blijft appellant persoonlijk aansprakelijk voor de verbintenissen die in onderhavig geding aan de orde zijn. Geïntimeerden verwijten appellant immers inbreuk te hebben begaan op de eerlijke marktpraktijken en derhalve zich schuldig: te hebben gemaakt aan onrechtmatige daad. Voor deze onrechtmatige daden die appellant heeft begaan, blijft hij persoonlijk aansprakelijk ten aanzien van geïntimeerden, ook al zou dit onrechtmatig handelen aan een persoon in wiens naam appellant optrad, kunnen worden toegerekend. Toerekening impliceert immers niet de opslorping van de aansprakelijkheid.
Appellant voert zelf aan dat hij is opgetreden als zaakwaarnemer en dat zijn daden een commercieel karakter hadden (conclusies 748bis Ger.W. van appellant). Hij had dan ook een inschrijving moeten nemen in de Kruispuntbank van Ondernemingen (artikel 111.49 WER). Dit heeft hij echter nagelaten te doen. Dat hij ook bediende/gepensioneerde zou zijn geweest ten tijde van het stellen van de commerciële daden, doet geen afbreuk aan deze verplichting.
Het incidenteel beroep van geïntimeerden is derhalve gegrond in zoverre zij vorderen vast te stellen dat appellant zich schuldig maakt aan het drijven van handel en het maken van reclame zonder enige inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen en aldus handelt in strijd met artikel 111.17 WER. "