Uittreksel uit het Gerechtelijk wetboek mbt het schriftonderzoek.
Art. 883. De vordering tot schriftonderzoek wordt ingesteld in de vorm van een hoofdvordering of van een tussenvordering.
De rechter voor wie de hoofdvordering aanhangig is, is bevoegd om uitspraak te doen op de tussengeschillen inzake schriftonderzoek, die opkomen in de voor hem gebrachte geschillen.
Art. 884. In geval van een hoofdvordering of een tussenvordering tot schriftonderzoek beveelt de rechter aan de partijen voor hem te verschijnen, in voorkomend geval bijgestaan door hun advocaten, en gelast hij hen alle titels, documenten en stukken van vergelijking mee te brengen.
De oproeping wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de partijen gericht.
Art. 885. Indien de verweerder inzake schriftonderzoek het geschrift of de handtekening aanstonds erkent, geeft de rechter hiervan akte aan de eiser en doet hij proces-verbaal opmaken.
De kosten van de vordering of van het tussengeschil blijven in dat geval ten laste van de eiser.
Art. 886. Indien de verweerder niet verschijnt, ofschoon hij regelmatig is opgeroepen, kan de rechter, na tegen hem verstek te hebben verleend, het geschrift voor erkend houden.
Art. 887. Ingeval de ondertekenaar van het te onderzoeken stuk overleden is en degenen onder zijn erfgenamen die verschijnen, het geschrift of de handtekening erkennen of ontkennen, wordt tegen degenen die niet verschijnen, opgetreden zoals bepaald is in artikel 752.
Art. 888. Indien de verweerder verschijnt en het geschrift of de handtekening loochent of niet erkent, parafeert de rechter het te onderzoeken stuk, alsmede de door de partijen overgebrachte titels, documenten en stukken van vergelijking. Hij doet de griffier alle processen-verbaal opmaken, die hij samen met hem en met de partijen ondertekent.
Art. 889. De rechter kan de zaak onmiddellijk behandelen, indien hem blijkt dat zij zonder meer kan worden berecht.
Anders beveelt de rechter dat het te onderzoeken stuk, alsmede de voorgebrachte titels, documenten en stukken van vergelijking op de griffie worden neergelegd. Van die neerlegging wordt proces-verbaal opgemaakt.
In dat geval besluit de rechter tot alle dienstige onderzoeksmaatregelen, die hij zelf verricht of onder zijn leiding doet verrichten. Hij kan met name aan de verweerder een aantal woorden als schrijfproef dicteren.
Art. 890. Indien de overlegging van stukken van vergelijking die in handen zijn van partijen, bewaarders of andere personen, dienstig blijkt, kan de rechter bevelen dat die stukken zullen worden overgebracht naar de griffie van de rechtbank of naar een andere plaats door hem aangewezen voor het verrichten van de onderzoeksmaatregelen die hij heeft voorgeschreven.
Ingeval de stukken kunnen worden overgebracht of neergelegd, beslist de rechter dat de bewaarders bij het schriftonderzoek tegenwoordig moeten zijn om de stukken op elke zitting te vertonen, of dat zij die enkel in handen van de griffier moeten geven.
De rechter schrijft de wijze van aflevering voor van de afschriften of fotocopiën die de partijen of de houders zich door de griffier kunnen laten afgeven en die worden gelegd in de plaats van de minuten of van de originelen totdat de stukken zijn teruggeleverd, alsmede alle andere maatregelen betreffende het afgeven van uitgiften, onder verplichting daarvan melding te maken in het proces-verbaal.
Indien het een openbaar bewaarder betreft, worden de stukken vooraf gefotografeerd en een fotografische afdruk wordt met het origineel vergeleken door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die daarvan proces-verbaal opmaakt; de afdruk wordt door de bewaarder bij zijn minuten gelegd om in de plaats te treden van de stukken totdat deze worden teruggezonden, en hij mag uitgiften daarvan afgeven met vermelding van het proces-verbaal dat is opgemaakt.
De kosten van het afschrift of van de fotocopie worden door de eiser van het schriftonderzoek aan de partijen of de houders van de stukken terugbetaald volgens de begroting van de rechter.
Art. 891. Indien de deskundigen het voor het technisch onderzoek nodig achten dat de te onderzoeken stukken en de stukken van vergelijking hun worden ter hand gesteld, vragen zij dit aan de rechter.
Indien de rechter het verzoek inwilligt, beveelt hij alle geschikte maatregelen om de bewaring en de teruglevering van die stukken te verzekeren.
Art. 892. De griffiers mogen geen afschrift of uitgifte afgeven van de akten waarvan het geschrift geloochend of ontkend is en die ter griffie zijn neergelegd, dan krachtens een beschikking door de rechter op verzoekschrift gegeven, de partijen vooraf gehoord. Tegen de beschikking staat geen voorziening open.
Op gewoon verzoek van de rechthebbenden wordt uitgifte of afschrift afgegeven van de akten waarvan de originelen of de minuten zijn neergelegd als stukken van vergelijking of die, zonder zelf aan het schriftonderzoek te zijn onderworpen, bij de betwiste akte zijn gevoegd. De griffiers innen in dat geval de rechten die aan de bewaarders van de originelen en van de minuten verschuldigd zijn.
Indien de bewaarders afdrukken van de neergelegde akten hebben gemaakt overeenkomstig artikel 890, hebben alleen zij het recht om uitgifte uit te reiken.
Art. 893. De rechter doet uitspraak, zonder mogelijkheid van voorziening, over alle vraagstukken betreffende de wijze van onderzoek, zoals die met betrekking tot het overleggen van de stukken van vergelijking, de plaats waar het schriftonderzoek geschiedt, de bewaring en de teruglevering van de stukken.
Art. 894. De uitgifte van het vonnis inzake schriftonderzoek wordt door de griffier binnen vijftien dagen na de dagtekening van dat vonnis aan de procureur des Konings gezonden.
Rechtspraak mbt het schriftonderzoek:
• Hof van Cassatie, 1e Kamer – 22 maart 2013, RW 2014-2015, 825
AR nr. C.12.0348.N
D. t/ D.
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 18 juni 2012.
...
III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
1. Art. 884 Ger.W. bepaalt dat in geval van een vordering tot schriftonderzoek, de rechter aan de partijen beveelt voor hem te verschijnen, in voorkomend geval bijgestaan door hun advocaten, en gelast hij hen alle titels, documenten en stukken van vergelijking mee te brengen. De oproeping hiertoe wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de partijen gericht.
2. Luidens art. 886 Ger.W. kan de rechter, indien de verweerder niet verschijnt, ofschoon hij regelmatig is opgeroepen, na tegen hem verstek te hebben verleend, het geschrift voor erkend houden.
3. Hoewel art. 884 Ger.W. de persoonlijke verschijning van de partijen oplegt, blijkt uit de wetsgeschiedenis, meer bepaald uit de continuïteit tussen art. 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en art. 886 Ger.W., dat laatstgenoemde bepaling slechts toelaat het geschrift voor erkend te houden wanneer de verweerder op het schriftonderzoek op de zitting bepaald voor de persoonlijke verschijning, noch in persoon verschijnt, noch door een advocaat vertegenwoordigd is.
4. Uit het arrest blijkt dat:
– de eiser de echtheid van het testament heeft betwist;
– de verweerster een vordering tot schriftonderzoek heeft ingesteld;
– de partijen bij tussenarrest van 21 maart 2011 met toepassing van art. 884 Ger.W. werden opgeroepen om te verschijnen in raadkamer, in voorkomend geval bijgestaan door hun advocaat;
– de eiser die regelmatig werd opgeroepen, niet in persoon is verschenen, maar ter rechtzitting werd vertegenwoordigd door zijn raadsman;
– de verweerster tegen de eiser verstek heeft gevorderd.
5. De appelrechters die oordelen dat, aangezien de eiser regelmatig werd opgeroepen en niet verschijnt, tegen hem verstek kan worden verleend, zodat het geschrift voor hem als erkend kan worden gehouden, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.
Het middel is gegrond.
Rechtsleer:
• P. Lemmens, “De niet-verschijning van de verweerder inzake schriftonderzoek”, P&B 1993, 46-47;
• J. Laenens, K. Broeckx, D. Scheers en P. Thiriar, Handboek gerechtelijk recht, Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 564-565, nr. 1379.